Mi colegio - voorbereiding mondeling

Mi colegio
1. gustar (en reageren op zinnen)
2. los días de la semana
3. las asignaturas
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Mi colegio
1. gustar (en reageren op zinnen)
2. los días de la semana
3. las asignaturas

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Objetivo de la clase
1. Ik snap hoe ik het werkwoord 'gustar' gebruik, en hoe ik kan reageren op stellingen met gustar
2. Ik kan vertellen wat ik een leuk vak vindt, en waarom.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me
te
le
nos
os
les
Waar lijkt dit rijtje veel op?
wederkerende vnw.
me, te, se, nos, os, se

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Nadruk geven
(a mí)                           me gusta/gustan
(a tí)                             te  gusta/gustan
(a él/ella/usted)            le gusta/gustan
(a nosotros)                  nos gusta/gustan
(a vosotros)                  os gusta/gustan
(a ellos/ellas/ustedes)  les gusta/gustan

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houdt van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van                                                                          honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

A José y Carlos (gustar) ver Netflix.
timer
0:15
A
le gustan
B
les gusta
C
les gusta
D
os gustan

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Vervoeg het werkwoord GUSTAR:
A mi hermano ___ ________ los perros
timer
0:30
A
le gusta
B
le gustan
C
se gusta
D
se gustan

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(A María).............los deportes.
timer
0:15
A
te gustas
B
le gusta
C
le gustan
D
te gusto

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Vul in:
A nosotros ...........................(gustar) la fruta.
timer
0:25
A
nos gustamos
B
nos gusta
C
nos gustan
D
nos gustas

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Me _________________ los profesores del instituto.
timer
0:15
A
gusta
B
gustan

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat bepaalt de uitgang van gustar?
(2 correcte antwoorden)

timer
0:15
A
me, te, le, nos, os of les staat ervóór
B
het is mannelijk of vrouwelijk
C
over welk zelfstandig naamwoord het gaat
D
of het over een werkwoord gaat

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Eens of oneens?
A mí me gustan las naranjas. ¿Y a ti?    (Ik hou van sinaasappels. En jij?
A mí también. (ik ook)
A mí no. (ik niet)

A mi  NO me gusta la música clásica? ¿Y a ti?
(Ik houd NIET van klassieke muziek, en jij?)
A mí sí (ik wel)
A mí tampoco. (Ik ook niet)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Reageer op de stelling:
A mí me gustan las vacaciones.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Reageer op de stelling:
A mí no me gusta la pizza.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Reageer op de stelling:
A mí no me gustan los deberes.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Lunes
Martes
Miércoles
Jueves
Viernes
Sábado
Domingo
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag

Slide 18 - Drag question

sleepvraag asignaturas
las Matemáticas
la Educación Física
la Educación Plástica y Visual
el Español
la Geografía
la Química

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Sleep de Spaanse woorden naar de juiste plekken.
arte
español
historia
ciencias
tecnología
lengua
biología
educación
física
inglés
mate-máticas

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

¿Cuál es tu asignatura favorita?
¿Por qué?
(reageer in hele zinnen)

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

¿Te gustan las matemáticas?
¿Por qué? / ¿Por qué no?
(reageer in hele zinnen)

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

¿Qué asignatura no te gusta?
¿Por que? (reageer in hele zinnen)

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

¿Qué asignaturas tienes el miércoles?
(reageer in een goedlopende zin)

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Ik kan uitleggen wat ik een leuk vak vindt, en waarom
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

This item has no instructions

Ik kan reageren of ik een mening met iemand deel of niet.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

This item has no instructions