Les 20 - voorbereiden toets thema 2

Deutsch
4MDU1

1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Deutsch
4MDU1

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Oefenblad grammatica thema 2 bespreken
- Nog vragen over de toetsstof?
- Zelfstandig voorbereiden op de toets van thema 2

Slide 2 - Slide

Oefenblad bespreken
We bespreken gezamenlijk het oefenblad van thema 2. 

Vragen? Steek je vinger op! 

Slide 3 - Slide

De naamvallen
1e naamval = het onderwerp
 
3e naamval = meewerkend voorwerp óf een voorzetsel

4e naamval = lijdend voorwerp óf een voorzetsel

Slide 4 - Slide

De voorzetsels in de 3e en 4e naamval
3e naamval = aus, bei, mit, nach, seit, von, zu

4e naamval = bis, durch, für, gegen, ohne, um

Slide 5 - Slide

der-Gruppe







Let op: in de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord in de meervoudsvorm een -n achter het zelfstandig naamwoord. Dit gebeurt niet als het zelfstandig naamwoord eindigt op een -n of -s. 

Slide 6 - Slide

ein-Gruppe







Let op: in de 3e naamval krijgt het zelfstandig naamwoord in de meervoudsvorm een -n achter het zelfstandig naamwoord. Dit gebeurt niet als het zelfstandig naamwoord eindigt op een -n of -s. 

Slide 7 - Slide

Stappenplan zinnen ontleden
1. Welke groep heb ik nodig: der-Gruppe of ein-Gruppe?
2. Ga op zoek naar het onderwerp > 1e naamval.
Wie/wat + gezegde (alle werkwoorden in de zin).
3. Lees de zin door en kijk of er voorzetsels in staan.
Let op: hoort het voorzetsel bij de 3e of 4e naamval
4. Ga op zoek naar het lijdend voorwerp > 4e naamval.
Wie/wat + gezegde (alle werkwoorden in de zin) + onderwerp.
5. Ga op zoek naar het meewerkend voorwerp > 3e naamval.
Aan/voor wie/wat + gezegde (alle werkwoorden in de zin) + onderwerp.

Slide 8 - Slide

Geslacht van zelfstandige 
naamwoorden
Der:
- Bij mannelijke personen en dieren.
- De namen van dagen.
- Maanden.
- Jaargetijden / seizoenen.
- Windrichtingen.

Die:
- Bij vrouwelijke personen en dieren.
- Woorden die eindigen op: -heit, -keit, -ung, -schaft.
- Veel (NIET ALLE) woorden die eindigen op een -e.
- In het meervoud.

Slide 9 - Slide

Geslacht van zelfstandige 
naamwoorden
Das:
- Bij onzijdige woorden. In het Nederlands vaak ‘het’.
- Woorden die eindigen op -chen of -lein. Dit zijn vaak verkleinwoorden.

Slide 10 - Slide

Zelfstandig werken
Je gaat je zelfstandig én in stilte voorbereiden op de toets van thema 2. 

Wat moet je leren?
- Leer de woorden N-D
- Leer de woorden D-N
- Leer de zinnen N-D en D-N
- Leer de grammatica --> der-Gruppe, ein-Gruppe, voorzetsels 3e en 4e naamval, geslacht van zelfstandige naamwoorden
- Denk aan het extra boekje dat je van mij gekregen hebt. 

Slide 11 - Slide