15 juni - klassikaal - Toetsbespreking (vwo)

Welkom in de les

Wat je nodig hebt vandaag:



✨Je hoofd✨
+ pen/potlood
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom in de les

Wat je nodig hebt vandaag:



✨Je hoofd✨
+ pen/potlood

Slide 1 - Slide

Komende lessen...
Vandaag
Toetsbespreking
Morgen
Uitleg over de laatste opdracht
22 juni
PO Lenzen
23 juni
???

Slide 2 - Slide

Vandaag
1) Iedereen checkt zijn eigen toets

2) Tijdens de bespreking mag je algemene vragen stellen.

3) Na de bespreking per tweetal de toets bij mij inleveren en vragen over jouw uitwerking stellen.

Slide 3 - Slide

Vraag 1 t/m 4
1) Een boek onder een leeslamp bevindt zich in secundair licht. Onjuist (1p)
2) Je ziet in de achteruitkijkspiegel iemand die met de ogen knippert. Die persoon kan jou ook terug zien knipperen. Juist (1p)
3) In de kamer hangt een spiegel tegen de wand. Overal in de kamer kun je in de spiegel een spiegelbeeld van jezelf zien. Onjuist (1p)
4) Licht dat op een deur valt, kaatst in alle richtingen terug. Juist  (1p)

Slide 4 - Slide

Vraag 5 (1p)
Van welk soort lens is hier sprake?



   A Een positieve lens met convergerende werking
   B Een positieve lens met divergerende werking
   C Een negatieve lens met convergerende werking
   D Een negatieve lens met divergerende werking (1p)

Slide 5 - Slide

Vraag 6 (1p)
Volgens welke straal gaat de lichtstraal in de lucht verder?
   A straal 1 (1p)
   B straal 2   
   C straal 3
   D straal 4

Slide 6 - Slide

Vraag 7 (1p)
Waarom gaat deze straal in een rechte lijn naar Z?

De lichtstraal is loodrecht op de grens water-lucht. (1p)

Ook goed als je antwoord een van de volgende dingen 
bevat:
- "geen hoek tussen de straal en het water"
- "TL-balk is recht boven Z"

Slide 7 - Slide

Vraag 8 (1p)
Schets in de figuur op het werkblad de
tweede lichtstraal die vanaf de TL-buis
naar Z gaat.

- Lichtstraal getekend met hoek van inval
groter dan hoek na breking.

                                                                                                (1p)

Slide 8 - Slide

Vraag 9 (1p)
Beredeneer of Z onder water de lamp groter 
of kleiner ziet dan de lamp in werkelijkheid is.  

Door de knik ziet Z de lamp onder 
een kleinere hoek. Kleinere hoek, 
zorgt ervoor dat de lamp er 
kleiner uitziet. (1p)

Slide 9 - Slide

Vraag 10 (2p)
Teken op het werkblad met de spiegelwet hoe deze straal weerkaatst.

- Zichtbaar gebruik gemaakt 
van de spiegelwet (1p)
- Correcte tekening lichtstraal (1p)

Slide 10 - Slide

Vraag 11 (3p)
Vanuit L komt een andere lichtstraal na weerkaatsing in het oog van Mevrouw terecht. Construeer deze straal op het werkblad met hulp van het spiegelbeeld.
- Teken spiegelbeeld van L (of oog).(1p)
- Teken hulplijn vanuit het 
spiegelbeeld. (1p)
- Teken het pad van de lichtstraal.(1p)

Slide 11 - Slide

Vraag 12 (3p)
In de figuur zie je een positieve lens met daarvoor op 3,0 cm afstand een lichtgevende pijl van 1 cm hoogte op de hoofdas. Op een scherm wordt een
beeld van 2 cm grootte gemaakt.
Bepaal op het werkblad met hulp van constructiestralen hoe groot de brandpuntsafstand is. 

Slide 12 - Slide

Vraag 12 (3p)






- Tekenen van constructiestralen. (1p)
- Tekenen van het beeld. (1p)
- Tekenen van het brandpunt en brandpuntafstand geven. (1p) 

Slide 13 - Slide

Vraag 13 (1p)
In de figuur is ook een punt P getekend. Teken de lichtstraal die:
• uit de top van de pijl vertrekt
• op de lens valt
• na de lens door P gaat

- Tekenen van de lichtstraal. (1p)




Slide 14 - Slide

Vraag 14 (1p)
Wat is het probleem met de sterkte van de ooglens bij een oudziende persoon?

- De ooglens is niet sterk genoeg meer / de lens kan niet meer sterker
worden. (1p)
of
- De ooglens kan niet bol genoeg worden. (1p)

Slide 15 - Slide

Vraag 15 (2p)
Maak in de oogbol het verdere verloop af van de lichtbundel die uitgaat van de e-reader. Geef een toelichting.

- Het oog kan het licht niet goed meer convergeren. (1p)
- Tekening. (1p)

Slide 16 - Slide

Vraag 16 (1p)
Wat voor type hulplenzen (positief of negatief) heeft een oudziend persoon nodig om te kunnen lezen? Geef een toelichting.

- Een positieve hulplens. (1p)

Slide 17 - Slide

Vraag 17 (2p)
Adrie legt een klein lampje van 5,2 cm breed op de vloer. Hij houdt een lens zo in zijn hand dat hij een scherp beeld van het lampje krijgt op het plafond. Dat beeld is 1,30 m groot. De brandpuntafstand van deze lens is 5,1 cm .



- Formule (1p)
- Eindantwoord (zonder eenheid) (1p)
N=LvLb=0,0521,30=25

Slide 18 - Slide

Vraag 18 (2p)
Adrie legt een klein lampje van 5,2 cm breed op de vloer. Hij houdt een lens zo in zijn hand dat hij een scherp beeld van het lampje krijgt op het plafond. Dat beeld is 1,30 m groot. De brandpuntafstand van deze lens is 5,1 cm .



- Formule (1p)
- Eindantwoord (in dpt of dioptrie) (1p)
S=f1=0,0511=19,6dpt

Slide 19 - Slide

Cijfer berekenen




12 pt = 5,5
cijfer=24score9+1
Nu: per tweetal de toets bij mij inleveren en eventuele vragen stellen.

Slide 20 - Slide

Volgende week:
Neem een oude (lees)bril mee naar school!

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide