input taal 4

Lezen 31-5

Lezen

Leesopdracht

Op de volgende dia staat een verhaal. 

Kijk naar het verhaal. 

Lees de tekst nog niet!

Beantwoord daarna de vragen.

Wat voor soort tekst is dit?

1. Een enquete van school
2. Een tekst uit een schoolboek
3. Een advertentie
4. Een krantenartikel

Wat is de titel van het verhaal?

Kijk naar het plaatje en kijk naar de tekst.
1 zin is NIET WAAR. Welke is niet waar?

1. De boom staat in de tuin van de buurman.
2. Er zit gif in de emmer.
3. De man geeft de boom water.
4. De buurman is niet blij.

Waar gaat de tekst over, denk je?

1. Over een ruzie tussen twee buren om een boom.
2. Over burenruzies in Nederland.
3. Over een boom in de straat van de familie Veenstra.
4. Over de bomen in Nederland.

Welk woord zal NIET in de tekst staan, denk je?

1. Schelden
2. Ruzie
3. Gezellig
4. Vechten

Hoeveel alinea's heeft het verhaal?

1. 4
2. 5
3. 6
4. 1

Lees het verhaal. 

Maak daarna de vragen.

Waar gaat de tekst over?

1. De buren hebben ruzie, omdat de boom al meer dan 100 jaar oud is.
2. De buren hebben ruzie, omdat de familie Veenstra geen zon in de tuin heeft door de boom van de buren.
3. De buren vechten, omdat meneer Veentra altijd ruzie maakt en wil vechten.
4. De buren hebben ruzie, omdat de familie Gorter geen zon in de tuin heeft door de boom van de buren.

Sleepvraag

Bij de volgende dia zie je een sleepvraag. 

Kies de naam van de persoon bij de juiste zin. 

Familie Veenstra

Familie Gorter

de heer Veenstra

allebei de buurmannen

Zij hebben besloten om te gaan verhuizen.

Gooit gif bij de boom van de buurman.

Hij begon te schelden tegen de buurman.

Zij hebben een nieuwe boom in de tuin gezet.

Vragen over een e-mail

Bekijk de e-mail

Maak daarna de vragen

Waarom heeft Olaf een mailtje naar Rachid gestuurd?

1. Hij vindt Rachid aardig.
2. Omdat Rachid ziek is.
3. Hij wil zeggen dat het hem spijt.
4. Hij is boos op Rachid.

Waarom heeft Olaf niet gebeld naar Rachid? Wat denk jij?

Geloof jij Olaf of denk jij dat het een smoes is?

Zie jij een fout in Olafs mailtje? Zo ja, wat is er fout?

Schrijven 31-5

Schrijven

Je ziet elke keer vier plaatjes. 

Jouw vriend/vriendin vraagt aan jou wat op een dag hebt gedaan. 

Geef antwoord met behulp van de plaatjes. 

Doe het als volgt:

Als eerste .... toen... daarna...ten slotte.

Schrijf goede zinnen, zonder spellingsfouten, met leestekens en hoofdletters.

Kijk goed naar de plaatjes. 

Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.

Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Kijk goed naar de plaatjes. 

Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.

Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Kijk goed naar de plaatjes. 

Schrijf op de volgende dia een verhaaltje.

Gebruik: Als eerste ... Toen ... Daarna ... Ten slotte...

Klaar?

Onderstreep de werkwoorden en zet deze in de verleden tijd.

Schrijf een e-mail

Een vriend/vriendin van jou gaat op vakantie. Jij kent dit land waar ze naartoe gaat heel goed. Ze heeft jou om wat tips gevraagd. Dit schrijf je in de mail (15 a 20 zinnen in totaal):

1. Aanhef  + waarom je de mail schrijft

2. de belangrijkste informatie over het land (klimaat, landschap, gewoontes, enzovoorts)

3. minimaal 3 dingen die ze zeker moet gaan doen. 

4. een wens tot slot.

5. afsluiting