§1.2 - Veiligheid

1.2 Veiligheid
1 / 15
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.2 Veiligheid

Slide 1 - Slide

Je leert:
- hoe je veilig omgaat met stoffen
- wat voor materialen je gebruikt tijdens een experiment
- een natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren

Slide 2 - Slide

Veiligheid
Gevaarlijke stoffen en mengsels worden in gevarenklassen ingedeeld. 

Hiernaast staan de acht belangrijkste GEVARENPICTOGRAMMEN.

Dit zijn internationale symbolen zodat iedereen weet welk gevaar een bepaalde stof kan veroorzaken.

Slide 3 - Slide

H-zinnen en P-zinnen
H zinnen: gezondheidsgevaren (H = hazard) 
P zinnen: preventie (P = prevention) = voorkomen van ongelukken

Van alle stoffen kun je H- en P-zinnen opzoeken zodat je weet wat je weet welk gevaar de stof kan veroorzaken (H-zinnen) en hoe je moet reageren als jij in aanraking met die stof bent geweest (P-zinnen).

Slide 4 - Slide

Veiligheidsregels bij practicum
Aan deze regels moet 
je je ALTIJD houden 
tijdens een practicum

Slide 5 - Slide

Wat gaat hier allemaal fout?

Slide 6 - Slide

Welke veiligheidsmaatregelen moet je nemen bij het doen van practica?
A
Labjas aan en bril op
B
Labjas aan, bril op en haren vast
C
Labjas aan, bril op, haren vast en niet eten
D
Labjas aan, bril op, haren vast, niet eten, niet onnodig lopen

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
ontvlambaar
C
brandbevorderend
D
schadelijk

Slide 8 - Quiz

Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
explosief
B
schadelijk
C
toxisch (giftig)
D
milieugevaarlijk

Slide 9 - Quiz

Welk symbool geeft aan dat een stof bijtend (=erg prikkend) is?
A
B
C
D

Slide 10 - Quiz

Welke veiligheidsvoorzieningen zijn aanwezig in een practicum lokaal?
A
Zuurkast
B
Brandblusser en branddeken
C
(Oog)douche
D
Alle drie de opties

Slide 11 - Quiz

0

Slide 12 - Video

Onderzoek doen (practicum) 

Handelingen: Bij experimenten moet je veel dingen doen (=handelingen)

  •  afwegen, stoffen mengen, verwarmen, overgieten, etc


Waarnemingen: Tijdens experimenten moet je altijd opletten wat er precies gebeurt (=waarnemingen). Dit doe je met je zintuigen:

  • goed kijken, voorzichtig ruikenvoelen, horen


Conclusies: Als je alle waarnemingen hebt gedaan kan je een conclusie trekken waarom dit allemaal is gebeurd.

Slide 13 - Slide

Handeling
Waarneming
Conclusie
Brander aansteken
Er is een gele vlam
De zuurstoftoevoer wordt opengedraaid
De vlam wordt blauw
Er wordt Mg poeder in de vlam gestrooid
Er ontstaanfelle witte spikkels
Als Mg verbrandt ontstaan felle witte spikkels

Slide 14 - Drag question

Wat ga je nu doen?
Lezen §1.2
Maken opgaven in de online methode

De opgaven van §1.1 en §1.2 zijn de opgaven van de weektaak

Slide 15 - Slide