This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom
Telefoon in de telefoontas
Spullen op tafel
Maak de startopdracht
timer
5:00
Slide 1 - Slide
Vraag
In september 2010 kostte 1 pound (0,453 kilo) koffie gemiddeld 163 dollarcent. In september 2005 kostte een pound koffie 78 dollarcent.
Bereken in twee decimalen met hoeveel procent de prijs van een pound koffie is gestegen tussen september 2005 en september 2010.
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Ik kan een verandering in procenten berekenen. Ik kan een prijsverschil in procenten berekenen.
Slide 3 - Slide
Uitleg
Slide 4 - Slide
Een verandering in procenten berekenen
oud(nieuw−oud)⋅100
Slide 5 - Slide
Een verandering in procenten berekenen
Youri verdient dit jaar € 2.665 per maand. Vorig verdiende hij
€ 2.548 per maand. Bereken met hoeveel procent zijn salaris is gestegen.
oud(nieuw−oud)⋅100
Slide 6 - Slide
Leah heeft in de maand juni overgewerkt. Haar brutosalaris bedroeg in de maand juni € 2.756. Haar bruto basissalaris is € 2.120 per maand. Bereken de procentuele toename van haar brutosalaris in juni ten opzichte van haar bruto basissalaris.
Slide 7 - Open question
Een prijsverschil in procenten berekenen.
Hoeveel procent is Coca Cola duurder dan de goedkoopste cola in de test?
€ 2,29
€ 1,45
oud(nieuw−oud)⋅100
Slide 8 - Slide
Een fles tomatensaus van Bertolli kost € 3,34. Een fles tomatensaus van het huismerk kost € 0,99. Hoeveel procent is Bertolli duurder dan het huismerk?
Slide 9 - Open question
Vraag
Bereken in procenten hoeveel de opleiding van de hotelschool meer kost dan de opleiding tot tandartsassistente in het eerste jaar.
Slide 10 - Slide
Vraag
In september 2010 kostte 1 pound (0,453 kilo) koffie gemiddeld 163 dollarcent. In september 2005 kostte een pound koffie 78 dollarcent.
Bereken in twee decimalen met hoeveel procent de prijs van een pound koffie is gestegen tussen september 2005 en september 2010.
Slide 11 - Slide
Toepassen
Slide 12 - Slide
Toepassen
Pak je studiewijzer en maak de opdrachten. Kijkna en verbeter je fouten.
Maak de herhalingsopdrachten of plusopdrachten als je klaar bent.