Module 4 design en decoratie toetsvoorbereiding

1 / 48
next
Slide 1: Slide
BouwtechniekMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Welke kleurtoon heeft Cyaan
A
Rood
B
geel
C
groen
D
blauw

Slide 5 - Quiz

Wat is een koudwarm contrast
A
Geel met blauw
B
wit met zwart
C
Blauw met rood
D
Verschil in de helderheid van de kleur

Slide 6 - Quiz

Hoe bestel je een rode zeer donker grijsachtige verf
A
kleurcode
B
De mate van verzadiging doorgeven
C
De kleurtoon zeggen
D
De mate van helderheid doorgeven

Slide 7 - Quiz

Wat zijn kleureigenschappen
A
Kleur- vastheid en helderheid
B
Kleurcodes
C
De toon van de kleur en de mate dat deze op de muur blijft
D
Kleur- Toon, helderheid en verzadiging

Slide 8 - Quiz

Wat is een fondkleur
A
Basis achtergrond kleur
B
Een donkere sprekende kleur
C
Een hoog contrast
D
Een mate van verzadiging van een kleur

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Wat is belangrijk bij een isometrische tekening
A
De maatvoering te bepalen
B
Een precieze uitwerking van een product
C
Elke lijn perfect te tekenen met een liniaal
D
De klant een idee te geven van jou ontwerp

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Welk penseel gebruik je voor veel kleine ronde vormen
A
Eloyse penseel
B
blokkwast
C
letterzetter
D
ezelskwast

Slide 16 - Quiz

Wat doe je als je niet tevreden bent en teveel haren in de verf zitten
A
Met een pincet haren verwijderen
B
Opnieuw lakken
C
bijtippen van waar de haren zaten
D
schuren, gronden, lakken

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen opsponzen en afsponzen
A
Opsponzen ga je steeds meer sponzen gebruiken
B
Afsponzen ga je precies te werk. Zonder veel sponzen
C
opsponzen verf met spons erop. Afsponzen verf eraf halen
D
Type verf wat je gebruikt. Watergedragen of op terpentine basis.

Slide 18 - Quiz

Wat is belangrijk bij een sign uiting
A
Dat boodschap overkomt
B
Je er een goed gevoel bij krijgt
C
Er geen tekst in staat
D
er een duidelijk contrast in zit

Slide 19 - Quiz

Hoe ga je te werk met aplicatiefolie
A
je pelt het en plakt het
B
je pelt het en plakt het op applicatiefolie en dan op werkstuk
C
Je pelt het en gebuikt een PVc-e lijm om het te bevestigen
D
Je apliceert het en pas dan pel je het

Slide 20 - Quiz

Wat is het verschil tussen sticker plakken en sjabloon plakken
A
Sjabloon doe je omtrek laten zitten en plaatje pellen
B
sjabloon pel je het plaatje en gooi je omtrek weg
C
Bij Sjabloon plak je de sticker niet op applicatie folie
D
Je gebruikt hierbij geen lijm

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Wat doe je om ervoor te zorgen dat je er halverwege niet achterkomt dat je te weinig materiaal hebt
A
een grootte voorraad hebben
B
10% meer bestellen dan je nodig hebt
C
Van te voren voordat je start controleren of je genoeg hebt
D
Zuinig te werk gaan

Slide 25 - Quiz

Wat is paren van je werk
A
Zelfde soort verbinding tegelijk naast elkaar aftekenen
B
Verschillende dingen dubbel maken voor de zekerheid.
C
Alles in setjes van twee wegleggen zodat je een duidelijk overzicht heb
D
Precies in het midden zagen zodat je van een stuk hout twee onderdelen kan maken

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Waar is MDF van gemaakt
A
Hout fineer en lijm
B
kruislings geplaatste stukken fineer
C
Houtspaanders en witte folie
D
Houtvezels en lijm

Slide 34 - Quiz

Wat is spaanplaat
A
grove Spaanders en lijm
B
Geperste houtvezels met lijm geperst
C
stukjes fineer in elkaar gelijmd
D
Een stuk robuust hout

Slide 35 - Quiz

Hoe zorg je voor zo weinig mogelijk afval bij het zagen van een plaat
A
Goed tussendoor opruimen
B
De afzuiger van de zaag goed aansluiten
C
een zaagplan/ indeling maken
D
Altijd zagen met de juiste machine

Slide 36 - Quiz

plaatmateriaal is lastig te zagen met de hand. Welke machine kan je het best gebruiken voor hele platen?
A
Lintzaag
B
afkortzaag
C
invalzaag
D
formaatzaag

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Hoe noem je het als een schilder een plek niet goed heeft geraakt?
A
Druiper
B
zakker
C
heilige dag
D
streep

Slide 43 - Quiz

Wat voor lijm heb je nodig bij plakken HPL
A
PVE-c lijm
B
Contactlijm
C
houtlijm
D
bruislijm

Slide 44 - Quiz

Hoe breng je plamuur aan
A
Met een roller
B
met een kwast
C
met een spons
D
met een mes

Slide 45 - Quiz

Wat zeg dit bord
A
Gebruik dit product niet
B
slecht voor het mileu
C
giftig
D
pas op schadelijk, irriterend

Slide 46 - Quiz

Voor welke verbinding maak je sleuven
A
Domino
B
deuvel
C
Lamello
D
schroef

Slide 47 - Quiz

Hoe maak je een kleurplan van een kamer
A
Eerst muren verven en dan de rest
B
Eerst dingen kiezen waar je minste kleurkeuze in hebt
C
Het goed opschrijven
D
eerst de gordijnen uitkiezen

Slide 48 - Quiz