Lesson 9. 7/6

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

What are we going to do today?

- Study quizlet 10 min 

- Grammar revision chapter 5 

- Practice with grammar 

- Afsluiting 

Prefix and Suffix 

Prefix en Suffix zijn letters die je toevoegt voor (prefix) of na (suffix) een woord. Deze toevoegingen veranderen de betekenis van het woord. 

Prefixes

Non– / un– / im– / il– / in– / ir– deze geven allemaal de tegenovergestelde betekenis aan een woord

Responsible - Irresponsible 

Verantwoordelijk - Onverantwoordelijk 

Prefix and Suffix

Re- betekend opnieuw, terug of in reactie tot wanneer het toegevoegd is aan het begin van een woord.  

turn, visit, play, act

return, revisit, replay, react 

Mis– wordt gebruikt om een negatieve betekenis te geven als het aan het begin van het woord toegevoegd is.  Understand - Misunderstand

Dis– wordt gebruikt voor een negatieve betekenis of het tegenovergestelde aan het begin van het woord. Like - Dislike 

Prefix and Suffix

Suffixes

–er: Deze uitgang maakt een vergelijking. Het wordt ook gebruikt voor een persoon of ding dat een actie doet. slow – slower / teach – teacher

–ness wordt gebruikt om een adverb/adjective in een zelfstandig naamwoord te veranderen.  kind - kindness /  happy - happiness 

Prefix and Suffix 

–ing achter een woord wordt gebruikt voor een product, materiaal of een werkwoord wat in een zelfstandig naamwoord gezet wordt. 

paint - painting 

 –ment toevoegen achter een woord veranderd een werkwoord ook in een zelfstandig naamwoord. 

pay - payment 

Passive voice 

De passive voice (lijdende zin) wordt gebruikt als de focus ligt op de actie en niet op wie die actie ondernomen heeft. 

Wanneer je de zin van active (bedrijvend) naar passive brengt veranderd het voorwerp in het onderwerp. Een vorm van to be en het voltooid deelwoord wordt toegevoegd.

Passive voice 

Active: I close the door. = Passive: the door is closed (by me) 

Active: I am reading the newspaper. = Passive: the newspaper is being read (by me). 

(by me) staat tussenhaakjes omdat je dit weg kunt laten uit de zin. 

Present Simple: Zet in de passive:
I drink hot coffee.

Past Simple: I drank hot coffee.

Present Continuous: I am drinking hot coffee.

Past Continuous: I was drinking hot coffee

Present Perfect: I have been drinking hot coffee

Past Perfect: I had been drinking hot coffee