Periode 3 alfa B rekentaal meer/minder etc.

• Rekenen
• ISK

Rekenen Goes 5

Rekenen

1. Tafels
2. LessonUp rekentaal
3. Bespreken 
4.  Taal

1. de paspin
2. de pinpas
3. de geldpas
4. de europas

1. de kassa
2. de kasa
3. de kaas
4. de klas

Hoe heet dit?

Hoe heet dit? +

Hoe heet dit? -

Hoe heet dit? X

Hoe heet dit? :

Ik heb 36 taartjes. Jij hebt er 12. Hoeveel is dat samen?

Jij hebt 84 taartjes. Ik heb er 14. Wat is het verschil?

Mevrouw Boom heeft 6 boeken. Mevrouw Vogel heeft er 22. Hoeveel boeken zijn dat bij elkaar?

Mevrouw Judith heeft 90 spelletjes. Mevrouw Barbie heeft er 25. Hoeveel zijn dat er minder?

van groot naar klein

264

4813

8316

4248

van groot naar klein

264

4813

8316

4248

van klein naar groot

2.265

622

8.852

6.512

minder

meer

we gaan verder lopen in de dierentuin. we komen de apen en de zebra's tegen. 
He, er zijn weinig apen en veel zebra's. 

Er zijn meer zebra's dan apen! zie je dat ook? er zijn meer zebr'a dan apen. 

Meer +

Minder -

evenveel =

Groter dan     >

Kleiner dan   <

Is gelijk aan   =

20 is .... dan 30

1. meer
2. minder

85 is .... dan 19

1. meer
2. minder

100 is evenveel als 100

1. waar
2. niet waar

9 is minder dan 5

1. waar
2. niet waar

300 is meer dan 600

1. waar
2. niet waar

15<28

1. Waar
2. Niet waar

200>100

1. Waar
2. Niet waar

560>5600

1. Waar
2. Niet waar

6782=6872

1. Waar
2. Niet waar

5278=5278

1. Waar
2. Niet waar

20 - 9 =

1. 10
2. 11
3. 21
4. 12

3 x 3 =

1. 3
2. 6
3. 9
4. 12

7 x 3 =

1. 28
2. 14
3. 21
4. 35

Ik betaal met €10, 00
Ik moet betalen: € 2,70
Hoeveel krijg ik terug?

1. €8,30
2. €7,30
3. €12,70
4. Ik heb niet genoeg geld

Een boer heeft 120 appels en wil ze in zakken van 10 appels verdelen. Hoeveel zakken kan hij vullen?

1. 1200
2. 110
3. 130
4. 12

10 x 1 =

1. 12
2. 10
3. 9
4. 11

8 x 5 =

1. 35
2. 20
3. 40
4. 45

Ik heb €20,00.
Ik moet betalen € 5,20 en €14,80
Heb ik genoeg?

1. Ja
2. nee

6 x 6 =

1. 30
2. 28
3. 42
4. 36

100 - 35 =

1. 55
2. 65
3. 45
4. 75

8 x 9 =

1. 64
2. 72
3. 56
4. 32

Wat betekent 0,45 > 0,35?

1. 0,45 is kleiner dan 0,35
2. 0,45 is gelijk aan 0,35
3. 0,45 is groter dan 0,35
4. 0,35 is groter dan 0,45

4 x 10 =

1. 40
2. 14
3. 32
4. 6

Kies het grootste getal.

1. 0,213
2. 0,212
3. 0,214
4. 0,215

5 x 3 =

1. 10
2. 15
3. 25
4. 20

0,99 ..... 0,98

1. >
2. =
3. <
4. geen een van deze.

2 x 2 =

1. 6
2. 8
3. 4
4. 10

30 - 12 =

1. 12
2. 14
3. 20
4. 18

3 x 8 =

1. 16
2. 24
3. 32
4. 11

2 x 7 =

1. 5
2. 9
3. 14
4. 21

45 - 13 =

1. 15
2. 32
3. 23
4. 11

4 x 6 =

1. 24
2. 10
3. 18
4. 30

5 x 5 =

1. 30
2. 10
3. 20
4. 25

Klaar met LessonUp!