This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
ARASJE
Slide 1 - Slide
Huiswerk
Opdracht 1 --> H1 Fictie
Slide 2 - Slide
Wat zijn de vier verschillen tussen een roman en novelle?
Slide 3 - Open question
Gepaard rijm AABB
Slide 4 - Slide
Gekruist rijm
Slide 5 - Slide
Omarmend rijm ABBA
Slide 6 - Slide
Wat is het rijmschema?
A
gepaard
B
omarmend
C
gekruist
Slide 7 - Quiz
Wat is het rijmschema?
A
gepaard
B
omarmend
C
gekruist
Slide 8 - Quiz
'Ik weet wat beeldspraak is en waarom het gebruikt wordt. Ik kan verschillende vormen van beeldspraak herkennen. Ik kan voorbeelden van beeldspraak interpreteren.'
In hoeverre klopt dit voor jou?
Slide 9 - Poll
Slide 10 - Slide
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 11 - Quiz
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik? 'Ze kookt van woede.'
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Metafoor
Bij een metafoor vervang je het object (de werkelijkheid) door een beeld. Let op: ook spreekwoorden zijn vaak metaforen!
Ruim die zwijnenstal eens op!
De appel valt niet ver van de boom.
Slide 14 - Slide
Personificatie
Bij een personificatie geef je een voorwerp dat eigenlijk niet leeft, menselijke eigenschappen.
De toekomst lacht me tegemoet -> de toekomst kan niet lachen, dus personificatie