1.1.4 Kiesrecht en kiesstelsel

Staatsinrichting 
van Nederland


Kiesrecht door de jaren heen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Staatsinrichting 
van Nederland


Kiesrecht door de jaren heen

Slide 1 - Slide

Waarom kwamen in Europa in 1848 veel mensen in opstand?
A
Ze wilden van een dictatuur naar een monarchie
B
Ze wilden een soort Europese Unie vormen
C
Ze wilden meer te zeggen hebben door een grondwet
D
Ze wilden oorlog door hun nationalisme

Slide 2 - Quiz

Koning Willem I stemde in met het maken van de grondwet van 1848.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Jorge Zorreguieta zal noch bij de verloving noch bij het huwelijk van zijn dochter Máxima met kroonprins Willem-Alexander aanwezig zijn. Het koninklijk huis en de Argentijnse schoonfamilie hebben zich er door minister-president Kok van laten overtuigen dat het in het belang van het huwelijk is dat de schoonvader er niet bij is. Vanavond verloven kroonprins Willem-Alexander en zijn vriendin Máxima Zorreguieta zich op paleis Noordeinde. Daar zullen zij zich presenteren aan het Nederlandse volk.

Welk begrip past het best bij deze bron?
A
constitutionele monarchie
B
onschendbaarheid
C
ministeriële verantwoordelijkheid
D
democratie

Slide 4 - Quiz

De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoording

Slide 5 - Quiz

Vrijheid van meningsuiting is een grondrecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Wat wordt bedoeld met Klassieke Grondrechten?
A
Rechten die al vanaf de tijd van de Romeinen in de wet staan
B
Vrijheidsrechten die in de grondwet sinds 1798 zijn vastgelegd
C
Alle rechten die in de grondwet van 1848 stonden
D
Het recht op huisvesting , onderwijs en medische zorg

Slide 7 - Quiz

De koning zegt op tv iets over het vluchtelingenbeleid van de regering. De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning iis niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning
D
De koning is onschendbaar en de minister verantwoordelijk

Slide 8 - Quiz

Een minister wordt door een kamerlid gedwongen tot een debat. Van welk recht maakt het kamerlid dan gebruik?
A
Recht van interpellatie
B
Recht van amendement
C
Recht van initiatief
D
Recht van budget

Slide 9 - Quiz


Waarvoor stemmen wij?



Gemeenteraad
Provinciale Staten
Tweede Kamer 
Europees Parlement 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Caoutchouc-artikel
1887


  • De 'rubberen regel' komt in de Grondwet, waarbij het kiesrecht wordt gegeven aan volwassen mannen 'die daarvoor geschikt zijn'.
  • Dat klinkt vaag, en dat was ook de bedoeling: de eisen konden steeds worden verlaagd. Aan deze 'rubberen' flexibiliteit dankt het artikel haar naam.
  • Door dit artikel mocht zo'n 25% van de Nederlandse mannen stemmen.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Hoeveel stemmen heb je nodig voor 1 zetel?





Hoeveel stemmen heb je 

nodig voor 1 zetel (stoel)?


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

De verkiezingen van de afbeelding zijn via evenredige vertegenwoordiging/districtenstelsel, dat zie ik aan:

Slide 19 - Open question

De verkiezingen van de afbeelding zijn via algemeen kiesrecht/censuskiesrecht, dat zie ik aan:

Slide 20 - Open question

Hoeveel procent van de mannen mocht in 1888 stemmen voor de Tweede Kamer?
A
10%
B
20%
C
25%
D
50%

Slide 21 - Quiz

Het Caoutchouc-artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 22 - Quiz

Het Caoutchouc-artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 23 - Quiz


Verkiezingen voor 
de Tweede Kamer




Tot 1918 ging dit via het districtenstelsel

Slide 24 - Slide

Voordelen van het districtenstelsel

  • Kandidaten persoonlijk bekend bij kiezers

  • Kandidaten kennen het gebied, de bevolking en de problemen

  • Vergroten politieke interesse

Slide 25 - Slide

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs

Slide 26 - Quiz

Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 27 - Quiz

Censuskiesrecht betekent dat...
A
Je mag stemmen als je genoeg belasting betaalt
B
Iedereen mag stemmen
C
Je kiest wie er koning wordt
D
Als je van adel bent mag je stemmen

Slide 28 - Quiz