HERHALING CHAPITRE 1 Verbe avoir (présent)

  • Voca
1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

  • Voca

Slide 1 - Slide

Avoir = hebben
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il a = hij heeft
elle a = zij heeft
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben, u heeft
ils/elles ont = zij hebben

Slide 2 - Slide

Ik heb een zus

J' ... une soeur.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 3 - Quiz

Heb jij een zus?

Tu ... une soeur?
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 4 - Quiz

Wij hebben een hond.

Nous ... un chien.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 5 - Quiz

Marc heeft een vis.

Marc ... un poisson
A
a
B
avons
C
as
D
ont

Slide 6 - Quiz

Marc en Yves hebben een tent.

Marc et Yves ... une tente.
A
a
B
avons
C
avez
D
ont

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
J' ________
A
ai
B
as
C
ont
D
avons

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm van avoir in:
Ils ________
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
tu ________
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 15 - Quiz

J' ... treize ans.
A
ai
B
ont

Slide 16 - Quiz

Nous ... un jardin.
A
avons
B
avez

Slide 17 - Quiz

Martien et Erica ... un château.
A
ont
B
a

Slide 18 - Quiz

Vous ... les maths?

Slide 19 - Open question

Tu ... une grande maison?

Slide 20 - Open question

Non, j' ... une petite maison.

Slide 21 - Open question

Léa ... deux chiens.

Slide 22 - Open question

En nu de getallen!
Vertaal: 3
A
deux
B
trois
C
quatre
D
zéro

Slide 23 - Quiz

Getallen. 15 =
A
Douze
B
cinquante
C
quatorze
D
quinze

Slide 24 - Quiz

Welke getallen staan in de juiste volgorde?
A
seize, quinze, dix-sept
B
quinze, seize, dix-sept
C
seize, cinq, dix-sept
D
quinze, six, dix-sept

Slide 25 - Quiz

Schrijf de getallen voluit: 15 + 13 + 8
A
cinq + treize + huit
B
quinze + trois + huit
C
quinze + treize + huit
D
quinze + treize + wiet

Slide 26 - Quiz

Vertaal: Wij hebben een zus.

Slide 27 - Open question

vertaal in het Frans:

JULLIE
A
nous
B
tu
C
je
D
vous

Slide 28 - Quiz

vertaal in het Frans:

JIJ
A
nous
B
tu
C
je
D
vous

Slide 29 - Quiz

vertaal in het Frans:

ZIJ (mv)
A
tu
B
ils
C
elle
D
vous

Slide 30 - Quiz

vertaal in het Frans:

HIJ
A
nous
B
tu
C
je
D
il

Slide 31 - Quiz

vertaal in het Frans:

IK
A
nous
B
tu
C
je
D
il

Slide 32 - Quiz

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord avoir.

Slide 33 - Open question

Au revoir

Slide 34 - Slide