3 vwo vrijdag 3 sept

¡Bienvenidos!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos!

Slide 1 - Slide

Startzaken
  1. Uitdelen Groene Boekje
  2. Doornemen studiewijzer (zie Classroom)
  3. Uitleg (digitale) Paso Adelante boeken / Classroom / LessonUp

Slide 2 - Slide

LessonUp code
student.lessonup.io
Klas 3V: tibra


Log in met onderstaande code in LessonUp.

Slide 3 - Slide

¡Importante!
  1. Je hebt een schrift voor het vak Spaans. Deze heb je altijd bij je in de les!
  2. Je huiswerk is af.
  3. Geen mobiele telefoon in de les.

Slide 4 - Slide

La clase de hoy
1. Introducción: lessonUp deelname & studiewijzer
2. Uitleg het bezittelijk v.n.w (los posesivos) & vraagwoorden (los interrogativos),onregelmatige werkwoorden (verbos irregulares), bijvoeglijk naamwoord (los adjetivos), ontkenning in het Spaans (la negación) , en persoonlijke informatie uitwisselen (intercambio de datos personales). 
3. Practicar: groene boekje oefeningen 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Los artículos 

Slide 9 - Slide

Los posesivos

Slide 10 - Slide

Let op!

  • Het bezittelijk voornaamwoord geeft  bezit aan .  Mijn huis > mi casa 
  • Het bezittelijk voornaamwoord staat  voor het zelfstandig naamwoord.
  • Staat het zelfstandig naamwoord in het meervoud?  Dan wordt het bezittelijk voornaamwoord ook meervoud! Mijn huizen > mis casas 
  • Bij nuestro en vuestro verandert het ook nog in nuestra en vuestra als het bij een vrouwelijk zelfstandig naamwoord staat. Ons huis> nuestra casa - Jullie huis > vuestra casa 
  • tú = jij     tu = jouw
                                                                 es mi libro               -     son mis libros              (enkelvoud/meervoud)  
                                                                 es nuestro libro    -    es nuestra casa            (mannelijk/vrouwelijk) 

anders dan in het Nederlands
voorbeelden

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

¿Quién?, Quiénes? - Wie?
¿Qué? - Wat?
¿Dónde? - Waar?
¿Por qué? - Waarom?
¿Cuándo? - Wanneer?
¿Cuál?, ¿Cuáles? - Welke, Wat?
¿Cómo? - Hoe?
¿Cuánto/a?, ¿Cuántos/as? - Hoeveel?
¿De dónde? - Waarvandaan? 
¿Adónde? - Waarheen? 
Los interrogativos 
Tekst

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Repaso los interrogativos
  1. ¿ . . . es tu color favorito?   - ¿Rojo o azúl?
  2. ¿. . . . es tu cumpleaños?   -  Es el 22 de octubre
  3. ¿. . . . vive la profe?               - En Ámsterdam.
  4. ¿. . . . alumnos hay en esta clase? - Hay 22 alumnos.
  5. ¿ . . . eres?                               - Soy de Madrid.
  6. ¿. . . es tu mejor amiga?     - Es Silvia.
  7. ¿. . . cuestan estas zapatillas? - Son 50 euros.

Slide 16 - Slide

Schrijf de juiste vervoegingen:

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Opdracht información personal:
Bedenk bij elke zin een vraagzin.

Extra: zet de zinnen rechts in de derde persoon enkelvoud en pas de vraagzin aan!


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide