WB1 les 17 rekenen met symbolen

1 / 43
next
Slide 1: Slide
procestechniekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vraag 3 worteltrekken

Slide 2 - Slide

Vraag 4 worteltrekken

Slide 3 - Slide

Vraag 6 worteltrekken

Slide 4 - Slide

Vraag 10 worteltrekken

Slide 5 - Slide

Vraag 12 worteltrekken

Slide 6 - Slide

Vraag 15 worteltrekken

Slide 7 - Slide

Vraag 16 worteltrekken

Slide 8 - Slide

Vraag 20 worteltrekken

Slide 9 - Slide

Vraag 23 worteltrekken

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Noem eens een voorbeeld waar je rekent met symbolen

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Druk van een gas in een afgesloten vat

Druk gas = 0,004 x temperatuursverhoging + 1,2

Kun je ook schrijven als

P = 0,004 x t + 1,2

Nu heb je 2 onbekenden. Als de temperatuur 250 graden stijgt. Wat wordt dan druk?

A
2,2 bar
B
2,3 bar
C
2,1 bar
D
2,4 bar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

12t + 4 – 6b – 11t + 8b =

A
2t + 4 + 2b
B
-t + 4 -2b
C
t-4+2b
D
t + 4 + 2b

Slide 19 - Quiz

12t + 4 – 6b – 11t + 8b =

Slide 20 - Slide

8x + 6y – 6 – 11x -6y + 3 =

A
-3x - 3
B
3x - 3
C
-3x + 3
D
3x + 3

Slide 21 - Quiz

8x + 6y – 6 – 11x -6y + 3 =

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

-3. -y · c · 6 · -2. k. y. 4 =

A
144cky
B
144cky2
C
144cky
D
144cky2

Slide 26 - Quiz

-3. -y · c · 6 · -2. k. y. 4 =

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

6 · e + 9 · 3f · – 2 · e · e – 2f =

A
6e+27ef+2f
B
8e54ef2f
C
4e+54e2f+2f
D
6e54e2f2f

Slide 29 - Quiz

6 · e + 9 · 3f · – 2 · e · e – 2f =

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Wat is 4 (8 + x + y)?

Slide 34 - Slide

Wat is 3(7 + a + b)
A
21 + 3a + 3b
B
10 + 3a + 3b
C
21 + a + b
D
10 + a + b

Slide 35 - Quiz

Wat is 3 (7 + a + b)?

Slide 36 - Slide

Wat is 3a(7 + ab)
A
10a² + 3ab
B
21a + 3a²b
C
21a + 3 + a²b
D
10 + 3a + ab

Slide 37 - Quiz

Wat is 3a(7 + ab)?

Slide 38 - Slide

3𝑥+𝑧(4𝑥+𝑦+9𝑦𝑧 −𝑧)+ 4𝑧 ( 𝑧−𝑥)=

A
3x+yz+3yz3z2
B
6xyz+9yz2+2z2
C
3x+yz+9yz2+3z2
D
3x+2yz9yz2+3z2

Slide 39 - Quiz

3𝑥+𝑧(4𝑥+𝑦+9𝑦𝑧 −𝑧)+ 4𝑧 ( 𝑧−𝑥)=

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide