communication on fairness Week 8

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen week 5, 8
Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument
Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt
Je weet wat overtuigen is
Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)
Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek
Je kent de rollen in de rechtszaal
Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

Slide 2 - Slide

Vandaag 
Voorbereiden formative assessment: 

Argumenten uitwerken, netjes opschrijven en met elkaar en de deocent bespreken 

Morgen: de rechtzaak
Bij tijd over: Numo 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen week 5 
Je kent het verschil tussen een standpunt en een argument
Je kunt argumenten bedenken bij een standpunt
Je weet wat overtuigen is
Je leert dat verschillende groepen mensen soms iets anders horen (de advocaat let niet op hetzelfde als de rechter)
Je leert hoe je je moet afstemmen op een publiek
Je kent de rollen in de rechtzaal
Je kunt uitleggen waarom een argument overtuigend is voor rechter, advocaat of officier

Slide 4 - Slide

Weet je nog? standpunt + argumenten = argumentatie
standpunt + argument(en) = argumentatie

Standpunt is je mening (waar 'sta' jij op dat onderwerp).

Argument is je onderbouwing (redenen, dit vind ik, want ...)


Slide 5 - Slide

Standpunt
Wat je ervan vindt 

voorbeeld: zijn standpunt is dat er meer politie moet komen.
Hij neemt een ander standpunt in [hij vindt iets anders]
Ik sta op het standpunt dat ... [ik vind dat]
Hij blijft bij zijn standpunt [blijft bij zijn mening]

Slide 6 - Slide

Soorten standpunten
We onderscheiden drie soorten standpunten:

- positief standpunt: je bent ergens voor
- negatief standpunt: je bent ergens tegen
- standpunt van twijfel: je bent er nog niet helemaal uit...

Slide 7 - Slide

Standpunt
Ik vind dat ...

Mijn mening is ...

Ik ben van mening dat ...

Mijn standpunt is ...

Slide 8 - Slide

Vind jij dat je met zweetvoeten in een klas mag zitten?

Slide 9 - Open question

Argument

De uitleg waarom je iets vindt, noemen we een argument.

Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers

Slide 10 - Slide

Waarom mag iemand wel / niet met zweetvoeten in de klas zitten?

Slide 11 - Open question

Argumenten bedenken 
Om iemand te overtuigen van jouw standpunt moet je goede argumenten gebruiken

Overtuigen betekent dat je iemand 'overhaalt' om te vinden wat jij vindt

Niet iedereen vindt dezelfde argumenten goed of overtuigend

Slide 12 - Slide

Planning 

Vrijdag 24 november:  verder werken aan de formatieve opdracht (45 minuten), Numo (45 minuten) =>  dat is huiswerk geworden voor 1 december  

Donderdag 1 december: bedenken argumenten, opzet rechtszaak bepalen 

Vrijdag 2 december: de rechtszaak

Slide 13 - Slide

De formatieve opdracht 
 Drie groepen: Openbaar Ministerie, Rechters en Advocaten
Vooraf kiezen we een probleem uit De Zweetvoetenman 
Jullie bereiden voor iedere groep argumenten voor (huiswerk  donderdag 15 december) 
Vrijdag 16 december: in de les spelen we een rechtszaak na.
Iedere groep mag zeggen welke argumenten ze hebben. 

Slide 14 - Slide

Nu aan de slag stap 1
 
Kiezen van een probleem uit De Zweetvoetenman voor de formatieve opdracht 
Verhaal blz. 156
Mag je 'f*ck de koning!' roepen?


Slide 15 - Slide

Het probleem 
 Een jongen wordt gearresteerd omdat hij onrust veroorzaakt in een supermarkt. Als hij het busje in wordt geduwd, roept de jongen: 'jullie zijn racisten!' 

De politieman heeft aangifte gedaan van belediging want hij vindt zichzelf geen racist en vindt de term beledigend. Bovendien is hij een ambtenaar in functie. 
 


Slide 16 - Slide

Het probleem 

Jullie gaan argumenten bedenken waarom deze jongen wel veroordeeld moet worden (dat zal de officier van justitie willen), waarom niet (dat willen zijn advocaten) en je denkt na welke argumenten een rechter zal afwegen. 



Slide 17 - Slide

Het probleem 
Je gebruikt het verhaal 'Mag je 'f*ck de koning!' roepen? Dat begint op bladzijde 156 om te kijken hoe in Nederland met beledigingen wordt omgegaan. 




Slide 18 - Slide

Nu aan de slag stap 2
Klas in drie groepen. Iedere groep bedenkt argumenten voor de groep waarvoor  je bent ingedeeld. 
groep 1: standpunt en argumenten namens OM/Officier van justitie 
groep 2: standpunt en argumenten namens advocaat van de verdachte
groep 3: standpunten van de rechter

BEWAAR JE ARGUMENTEN IN EEN DOCUMENT 




Slide 19 - Slide

Nu aan de slag stap 3
Je wisselt van groep. 

groep 1: standpunt en argumenten namens advocaat van de verdachte
groep 2: standpunten van de rechter
groep 3: standpunt en argumenten namens OM/Officier van justitie 

BEWAAR JE ARGUMENTEN IN EEN DOCUMENT 




Slide 20 - Slide

Nu aan de slag stap 3
Je wisselt van groep. 

groep 1: standpunten van de rechter
groep 2: standpunt en argumenten namens OM/Officier van justitie 
groep 3: standpunt en argumenten namens advocaat van de verdachte

BEWAAR JE ARGUMENTEN IN EEN DOCUMENT 




Slide 21 - Slide

Als het goed is... 
....Heb je nu argumenten bedacht voor elke groep betrokkenen

Deze argumenten gaan we morgen gebruiken als de we rechtszaak gaan 'spelen'



 

Slide 22 - Slide

Hulpjes
Op p. 157 lees je dat het ligt aan de context of iets een belediging is? Kun je een argument uit de context halen?
Kijk ook p p. 164 over de context om mierenneuker te mogen roepen. Dat mocht dan weer niet.
Dropstaaf, koekenbakker, kraai mag wel, maar pannenkoek dan weer niet.  Bij het woord kraai denken de meeste mensen niet aan belediging. 
.



Slide 23 - Slide

Hulpjes
Als rapper of schrijver mag je meer, dan is er de vrijheid van meningsuiting (p. 160). Is dat hier ook het geval?

Je krijgt meer straf als je de koning of ambtenaren beledigt.

Als je zelf iets pittigs zegt, dan vraag je erom.
Je mag ook geen groep beledigen.



Slide 24 - Slide

Let op:
Heb je nagedacht of de argumenten voor iedere groep goed verwoord zijn (duidelijk, goede zinnen)

Kan iedereen begrijpen wat jij bedoelt? Is het overtuigend? 

Slide 25 - Slide

     Planning deze week

Vandaag 15 december: bedenken argumenten, opschrijven argumenten opzet rechtszaak bepalen (aan docent ja/nee)

Vrijdag 16 december: de rechtszaak 
Als tijd over: Numo 

Slide 26 - Slide

Summatieve opdracht: wat?  
In PTO-week
Schrijven van een brief, betoog of requisitoir
Proefwerk, dat je alleen maakt, in anderhalf uur. 
Waarin je argumenten geeft (voor en tegen) een bepaalde casus

Zie Toddle

Slide 27 - Slide

Summatieve opdracht: hoe kun je leren? 
Vooraf kun je:
- het verhaal goed lezen
- argumenten bedenken
- zowel argumenten voor als tegen
- deze argumenten goed uitschrijven en eventueel met elkaar bespreken
- bedenken hoe je deze argumenten goed en netjes uitschrijft
- opzoeken en leren oe je een brief schrijft

Slide 28 - Slide

     Planning tot summatief 
Volgende week: kiezen en lezen van het verhaal voor summatieve opdracht 

Na de kerstvakantie nog drie lessen: 
1. hoe schrijf ik brief?
2. welke argumenten heb ik voor de gekozen casus?
3. laatste voorbereiding voor summatieve opdracht

Slide 29 - Slide