Les 4 semester 3 Lezen en luisteren

Programma Lezen & Luisteren 
Uitleg Examenonderdeel Lezen en luisteren

Uitleg theorie tekstsoorten en tekstdoelen

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 01 Tekstsoorten >  Lezen en luisteren 

Creatieve werkvormen

Lesafsluiting: wat weet ik nog over tekstsoorten en tekstdoelen?

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Programma Lezen & Luisteren 
Uitleg Examenonderdeel Lezen en luisteren

Uitleg theorie tekstsoorten en tekstdoelen

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 01 Tekstsoorten >  Lezen en luisteren 

Creatieve werkvormen

Lesafsluiting: wat weet ik nog over tekstsoorten en tekstdoelen?

Slide 1 - Slide

Lezen en luisteren examen 

  in november  2024
&

Slide 2 - Slide

MBO Examen 3F

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Ik kan per tekst aangeven wat voor soort tekst (tekstsoort) het is en welk tekstdoel daarbij past. 

Ik kan de manier waarop ik lees of kijk (lees- en luisterstrategieën) aanpassen aan mijn doel. 

Slide 4 - Slide

Tekstsoorten: wat voor soort tekst is het?
Informatieve teksten
De schrijver of spreker geeft informatie over een bepaald onderwerp. De tekst is neutraal.  De bedoeling is informeren. Voorbeelden: journaal, uiteenzetting van een docent, nieuwsbericht, nieuwsbrief, schoolboek, woordenboek.

Betogende teksten
De schrijver of spreker geeft zijn mening over een bepaald onderwerp. Hij wil dat de lezer of luisteraar het met hem eens wordt. De bedoeling is overtuigen. Daarvoor geeft hij argumenten. Soms wil hij dat de lezer of luisteraar overgaat tot actie, bijvoorbeeld om iets te kopen. Voorbeelden: recensie, advertentie, blog, column, betoog, productpresentatie.

Instructieve teksten
De schrijver of spreker legt uit hoe je iets moet doen. De bedoeling is dat je een handeling goed uitvoert. Je krijgt geen mening gepresenteerd. In een geschreven tekst vind je vaak symbolen en je leest of hoort zinnen in de gebiedende wijs. Voorbeelden: recept, gebruiksaanwijzing, handleiding, instructie.



Slide 5 - Slide

Tekstsoorten en tekstdoel
Een nieuwsbericht of schoolboek = informatieve tekst
De schrijver of spreker geeft informatie over een bepaald onderwerp. Tekstdoel is informeren. 

Een recensie, betoog of advertentie =betogende tekst
Tekstdoel is overtuigen of activeren. 
 
Een gebruiksaanwijzing, instructie of recept = instructieve tekst
De schrijver of spreker legt uit hoe je iets moet doen. 



Slide 6 - Slide

Wat is een betogende tekst?
A
een tekst die je wil overhalen
B
een tekst die je wil overtuigen
C
een tekst die je wil informeren
D
een tekst die je wil amuseren

Slide 7 - Quiz

Geef een voorbeeld van een betogende tekst.
A
Een nieuwsbericht.
B
Een uitnodiging voor een feestje.
C
Een recept.
D
Een recensie van een boek.

Slide 8 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van instructieve teksten?
A
recept, handleiding, gebruiksaanwijzing
B
teksten met inleiding, kern en slot
C
brochure, folder, gids

Slide 9 - Quiz

Lees- en luisterstrategieën

Je kan op verschillende manieren lezen of luisteren. Pas je strategie aan op je doel. 
Verkennend lezen: Als je wilt weten om wat voor tekstsoort het gaat en wat het doel van de tekst is, lees je verkennend. 

Globaal lezen of luisteren: Als je wilt weten wat het belangrijkste is, lees of luister je globaal. Je let dan op de grote lijn, op de hoofdzaken.

Gericht lezen of luisteren: Als je een antwoord wilt hebben op een specifieke vraag, lees of luister je heel gericht. 

Intensief lezen of luisteren: Als alle informatie belangrijk voor jou is, lees of luister je intensief. 




Slide 10 - Slide

Omgaan met onbekende woorden "woordraadstrategieën"

Je komt soms woorden tegen die je niet kent. Vaak is het niet nodig precies te weten wat een woord betekent. Je kunt er op verschillende manieren mee omgaan.

Doorlezen of doorluisteren
Wanneer je een onbekend woord tegenkomt, stop dan niet. Lees bij een geschreven tekst dan even door. Misschien kun je de tekst prima volgen zonder dat je precies de betekenis van het woord kent. Datzelfde geldt als je een onbekend woord hoort. Ook dan helpt het vaak om even geduld te hebben.

Gebruikmaken van de context
A) Kijk naar de omliggende tekst. Dan wordt de betekenis vaak al wat duidelijker. 
B) Het onderwerp van de tekst en de zinnen rond het onbekende woord kunnen aanwijzingen geven over de betekenis. 
C) Soms wordt het onbekende woord juist gevolgd door het tegenovergestelde.  
D) Je kunt ook op zoek gaan naar een ander woord voor het moeilijke woord. 


Slide 11 - Slide

Woordenlijst bijhouden -> woordenboek maken
De komende weken ga je veel lezen / luisteren. 
Waarschijnlijk kom je dan woorden tegen waarvan je de betekenis niet 100% van weet. 

Verzamel de woorden en maak er een woordenboekje van. 

Selecteer minimaal 5 woorden per les. 

Slide 12 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 1 Tekstsoorten > Lezen en luisteren 
Tijd: 40 minuten 
Hoe: zelfstandig, oortjes mag, zorg wel dat het geluid zacht staat.  
Telefoon is niet op tafel, maar in de tas / jas.
Hulp nodig: Lees de theorie nog een keer door (pagina 1). 
Resultaat: einde van de les moeten de opdrachten klaar zijn en een voldoende score. 
Eerder klaar: werk verder en ga naar 2 onderwerp en hoofdgedachte

Slide 13 - Slide

Instructie opvolgen
Pak een pen en volg de instructie op. 
Wie is het snelste klaar? 

Slide 14 - Slide

Creatieve werkvorm
Hoe goed kan jij luisteren en de instructie opvolgen? 

Nodig: pen en papier. 

https://www.werkvormen.info/werkvorm/observeren-en-instrueren/

Slide 15 - Slide

Lesafsluiting: Wat weet ik nog? 
Welke drie tekstsoorten zijn er? 
Geef van ieder tekstsoort een voorbeeld van een tekst
Benoem bij ieder tekstsoort het bijbehorende tekstdoel

Slide 16 - Slide

Programma Lezen & Luisteren 2
Terugblik op tekstsoorten en bijbehorende tekstdoelen

Uitleg theorie onderwerp en hoofdgedachte

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 02 Onderwerp en hoofdgedachte >  Lezen en luisteren 

Creatieve opdracht: kerstquiz 



Slide 17 - Slide

Leerdoel 
Ik kan het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst of fragment verwoorden. 

Slide 18 - Slide

Theorie: Onderwerp en hoofdgedachte

Onderwerp: Het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de gehele geschreven of gesproken tekst over gaat. 
Bijv: "De griepgolf"
Hoofdgedachte: De hoofdgedachte beschrijft in één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt verteld.  
Bijv: “Griepgolf duurt al twaalf weken”.

Slide 19 - Slide

Omgaan met onbekende woorden: woordraadstrategieën
Je komt soms woorden tegen die je niet kent.  4 Woordraadstrategieën:

1. Doorlezen of doorluisteren
2. Gebruik maken van de context

3. Woorddelen herkennen
Vaak zijn moeilijkere woorden opgebouwd uit (delen van) andere woorden. Daarvan ken je de betekenis vaak wèl.  Bijvoorbeeld het woord factuuradres bestaat uit factuur en adres. Het gaat dus om een adres waar een factuur naartoe moet worden gestuurd. 

4. Opzoeken in het woordenboek of op internet


Slide 20 - Slide

Welke onbekende woorden kom jij tegen? 
Vorige week ben je begonnen met het bijhouden van "een moeilijke woordenlijst". Welke moeilijke woorden ben jij tegengekomen? Wat betekenen de woorden? 

Verzamel ook vandaag weer minimaal 5 onbekende woorden en zorg dat je de betekenis van het woord achterhaald. Gebruik 1 van de 4 woordraadstrategieën. 

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 02 onderwerp en hoofdgedachte> Lezen en luisteren 
Tijd: 30 minuten 
Hoe: zelfstandig, oortjes mag, zorg wel dat het geluid zacht staat. 
Hulp nodig: Lees de theorie nog een keer door (pagina 1). 
Resultaat: opdrachten af en een groen vinkje.  
Eerder klaar: werk verder en ga naar 03 inleiding, kern en slot

Slide 22 - Slide

Programma Lezen & Luisteren 2
Terugblik op tekstsoorten en bijbehorende tekstdoelen

Uitleg theorie onderwerp en hoofdgedachte

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 02 Onderwerp en hoofdgedachte >  Lezen en luisteren 

Videofragmenten  + vragen over  "100 dagen in de vergeten wijk"

Lesafsluiting: wat weet ik nog over tekstsoorten en tekstdoelen?

Slide 23 - Slide

Programma Lezen & Luisteren 4
Terugblik op tekstopbouw: inleiding, middenstuk en slot

Uitleg theorie samenhang

Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 04 Samenhang >  Lezen en luisteren 

Videofragmenten  + vragen over  "100 dagen in de vergeten wijk"

Lesafsluiting: wat heb ik geleerd over samenhang? 

Slide 24 - Slide

Terugblik inleiding - kern - slot
Een goede zakelijke tekst heeft een inleiding, kern en een slot. 

Hoe herken je een inleiding, kern of een slot? Let op bepaalde woorden. 

Het slot heeft vaak een conclusie of een samenvatting / herhaling. 
Conclusie -> dus
Samenvatting of herhaling -> in het kort, kortom 

Dus, in het kort en kortom zijn verbindingswoorden / signaalwoorden! 

Slide 25 - Slide

Verbindingswoorden / signaalwoorden
Signaalwoorden geven verbanden aan in een tekst, alinea en/of zin.

Slide 26 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 04 Samenhang> Lezen en luisteren 
Tijd: 45 minuten 
Hoe: zelfstandig, oortjes mag, zorg wel dat het geluid zacht staat. 
Hulp nodig: Lees de theorie nog een keer door (pagina 1). 
Resultaat: opdrachten af en een groen vinkje.  
Eerder klaar: werk verder en ga naar 05 Hoofd- en bijzaken

Slide 27 - Slide

Zelfstandig werken
Maken: Leerroutes > Bouwstenen > 2F > 05 Hoofdzaken en bijzaken> Lezen en luisteren 
Tijd: 45 minuten 
Hoe: zelfstandig, oortjes mag, zorg wel dat het geluid zacht staat. 
Hulp nodig: Lees de theorie nog een keer door (pagina 1). 
Resultaat: opdrachten af en een groen vinkje.  
Eerder klaar: werk verder en ga naar 06 informatie en meningen

Slide 28 - Slide

Hoofd- en bijzaken
Niet alle informatie is even belangrijk in een tekst. Sommige informatie kun je weglaten zonder dat het doel (informeren, overtuigen, etc) direct in gevaar komt. Denk aan voorbeelden en extra uitleg. Informatie die echt belangrijk voor het tekstdoel is, noem je hoofdzaken. Zonder deze informatie kun je de tekst niet begrijpen. Minder belangrijke informatie noem je bijzaken.

Slide 29 - Slide

100 dagen in de vergeten wijk
Hoe groot is het sociale vangnet van Nederland? In de vijfdelige serie '100 dagen in de vergeten wijk' onderzoeken Tim den Besten en Nicolaas Veul hoe bewoners zich redden in de wijk Laak in Den Haag. Laak is een van de buurten die hoog scoren in lijstjes over eenzaamheid, armoede, woningnood en racisme. 

Laak wordt een achterstandswijk of probleemwijk genoemd, maar de bewonerscommissies hebben het liever over een ‘vergeten wijk’. Hoewel Laak op steenworp afstand ligt van zowel het stadsbestuur als het Binnenhof hebben bewoners niet het gevoel dat er echt naar hun problemen geluisterd wordt.

Om inzicht te krijgen in het leven in Laak, gaan Tim en Nicolaas er 100 dagen wonen en werken. Als stagiairs sociaal werk worden ze geconfronteerd met de vele problemen in de wijk en met hun eigen maatschappelijke betrokkenheid.



Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Fragment met kijkvragen
#1  44:44 tot 48:10 - vervolg krijg je straks te zien. 

Kijk- en luistervragen: 
1.  Waarom is de vrouw naar Nederland gekomen? 
2. Waarom slapen ze op de grond? 
3. Mevrouw zegt: "ik zie dat je wanhopig bent." Waarom is ze wanhopig? 
4. Waar gaan ze maandag naartoe om informatie te vragen? 



https://npo.nl/start/serie/100-dagen-in-de-vergeten-wijk/seizoen-1/100-dagen-in-de-vergeten-wijk/afspelen

Slide 32 - Slide

Fragmenten met kijkvragen
Vervolg:  #2 -> 39:31 - 41:42 en 44:48 - 47:00

Kijk- en luistervragen: 
1. Wat is de reactie van Andrea? 
2. Wat zou Andrea wensen? 
3. Nicolaas en de sociaal werker proberen niet te oordelen. Toch kan je aan hun lichaamstaal wel zien wat ze denken. Waaraan kan je dat zien?  
4. Hoe proberen ze mevrouw gerust te stellen? 

Slide 33 - Slide

Fragment + kijkvragen
#2, 6e minuut. 

Kijk- en luistervragen: 
1. Nicolaas en Tim zitten aan tafel en bespreken hun ervaringen na de eerste stageweek. Ze beleven de stage heel anders. Omschrijf het contrast. 
2. Nicolaas zegt: "Ik weet eigenlijk nog niet zo goed wat mijn rol is. Ik heb geen idee."  Waar komt zijn gevoel vandaan? 
3. Wat denk jij? Wat is jouw rol als sociaal werker?

4. Wat is het onderwerp van dit fragment? 
5. Wat is de hoofdgedachte van dit fragment? 


Slide 34 - Slide