Chapitre 1 5vwo

Cours de français - 5 vwo 
Période 1



Chapitre 1
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Cours de français - 5 vwo 
Période 1



Chapitre 1

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lundi 18 novembre
  • Plattegrond
  • Toets terug: Vera en Lotte (?)  vrijdag toetscarroussel. Noah présentation inhalen! 
  • Evaluatie via Teams
  • Studiewijzer Periode 2
  • Woots  et L'Agence sur Netflix
Les devoirs: travaillez sur Woots.

Slide 3 - Slide

L'agence - Netflix
10 noms - zelfstandig naamwoorden
10 verbes - werkwoorden
10 adjectifs - bijvoeglijk naamwoorden

Slide 4 - Slide

Verbes réguliers
avons commencé
on jetait
nous achetons
récupère (récupérer)
partagerons

Slide 5 - Slide

Lundi 4 novembre
  • online proeftoets
  • Le pronom relatif: exercice 9c et 10a
  • Le futur et le conditionnel: zie papieren proeftoets 
  • les verbes: exercice 24
  • texte: zie teksten chapitre 1
  • Twee groepen:
  • geen vragen meer over chapitre 1: papieren proeftoets en leren.
  • wél nog extra oefening/uitleg nodig: samen papieren oefentoets en vragen stellen. 

Slide 6 - Slide

le futur et le conditionnel 
  • Grandes Lignes chapitre 1: vidéo et Zaz
  • Blooket 
  • Stromae - Formidable: 
  1. soulignez le plus de verbes que possible, 
  2. le temps
  3. notez l'infinitif 

Slide 7 - Slide

Leerstof chapitre 1 
Le pronom relatif: qui/ que/qu'/dont
Les verbes: -er (regelmatig maar toch iets onregelmatigs) oefen op verbuga.eu
Le futur et le conditionnel: hoe vervoeg je deze én wanneer wordt welke tijd gebruikt?
Schrijfvaardigheid: leer de zinnen van chapitre 1 opnieuw - beschrijf een goed doel (zoals Unicef, Greenpeace) en beschrijf een voorwerp zónder te benoemen wat het is. 
Leesvaardigheid: zonder woordenboek maar in het thema van chapitre 1. 

Slide 8 - Slide

Futur et conditionnel
pouvoir = kunnen / mogen
stam futur simple et conditonnel: pourr
Ik zou kunnen = je pourrais
avoir, être, aller, vouloir, pouvoir, 

Slide 9 - Slide

Le pronom relatif: qui/ que/qu'/dont
A. Complète les phrases. Choisis entre qui, que/qu’, dont

1 [1p] C’est Greenpeace _____ se bat contre Shell. 
2 [1p] C’est l'association _____ tu parles tout le temps!

B. Combine les deux phrases pour faire une nouvelle phrase à l‘aide d’un pronom relatif.
1 [1p] Il travaille pour une association. Elle s’appelle Unicef.
2[2p] Elle a l'argent. J'ai besoin de l'argent. 
 __________________________________________________________


Slide 10 - Slide

Les verbes -er
Le présent, le passé composé, l'imparfait, le futur et le conditionnel
Exercice 24 
Regelmatig maar toch iets onregelmatigs: j'achète, nous mangeons.
Oefen op verbuga.eu

Slide 11 - Slide

Le futur et le conditionnel
Hoe vervoeg je deze? stam + uitgang
Wanneer wordt welke tijd gebruikt?

Slide 12 - Slide

Schrijfvaardigheid
Leer de zinnen van chapitre 1 opnieuw 
Beschrijf een goed doel (zoals Unicef, Greenpeace) 
Beschrijf een voorwerp zónder te benoemen wat het is. 

Slide 13 - Slide

Leesvaardigheid
Zonder woordenboek maar in het thema van chapitre 1. 

Maak de digitale oefentoets chapitre 1 inclusief luister- en leesvaardigheid.

Slide 14 - Slide