§6.2 De samenleving in de vroege middeleeuwen - Adel en de geestelijken

§6.2 De middeleeuwse samenleving
De adel en de geestelijken
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§6.2 De middeleeuwse samenleving
De adel en de geestelijken

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je kan uitleggen:
  • Wat het leenstelsel is
  • Wat het verschil is tussen de seculiere en reguliere geestelijken
  • Hoe de geestelijken invloed hadden op de samenleving

Slide 2 - Slide

Sleep de kenmerken naar de juiste standen
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
De geestelijken
De adel
De boeren
Moest vechten
Moest werken
Moest bidden

Slide 3 - Drag question

Hofstelsel
Honger
Armoede
Onveilig
Rijke boer
(de heer)
De heer geeft 
  • Bescherming
  • Landbouwgrond
In ruil geeft de boer:
  • Deel van oogst
  • Herendiensten
Horigen

Slide 4 - Slide

Rondreizend bestuur
Het rijk van Karel de Grote was erg groot:


Om dit te besturen wilde hij overal in zijn rijk zijn
Vaak stuurde hij een boodschapper, maar hij reisde zelf ook veel
Maar het was te traag en nam veel tijd in beslag
Er moest toch een betere manier zijn...

Slide 5 - Slide

McDonald's
Stel je voor dat je de baas bent van McDonald's. Dan heb je 37.000 restaurants in 120 landen.
Het is natuurlijk erg lastig om in al deze restaurants alles in je eentje te kunnen regelen.
Dus wat is nou een goede oplossing voor dit probleem?

Je laat een aantal mensen jou helpen! Je leent de restaurants aan 120 mensen die in hun land alles regelen! Zij mogen bijvoorbeeld kiezen wat er op het menu komt en hoe reclame wordt gemaakt. In ruil hiervoor moeten ze jou alleen maar een deel van het geld geven.

Dan zijn we bezig met het leenstelsel

Slide 6 - Slide

Het leenstelsel
Karel de Grote vroeg hulp aan de adel
Deze edelen mochten dan een stuk van het rijk besturen
Het gebied bleef van Karel, maar ze mochten het lenen
Dit noemen we het leenstelsel
Je kon graaf of hertog worden:
  • Graaf: De baas in een klein gebied, een graafschap. Dit was minder belangrijk
  • Hertog: De baas in een groot gebied, een hertogdom (bijvoorbeeld Brabant). Dit was erg belangrijk

Slide 7 - Slide

De afspraken
De Leenheer
Houdt het gebied in bezit, maar leent het gebied aan iemand van adel.

De Leenman
Mag het gebied lenen en:
- Bestuurt het gebied
- Spreekt er recht
- Levert soldaten
- Mag inkomsten van het gebied houden
- Moet de leenheer trouw zijn

De persoon die een gebied uitleent
De persoon die een gebied leent

Slide 8 - Slide

Bij wie hoort het?
Moet soldaten leveren
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 9 - Quiz

Bij wie hoort het?
Mag rechtspreken
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 10 - Quiz

Bij wie hoort het?
Leent het gebied uit
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 11 - Quiz

Bij wie hoort het?
Mag de inkomsten van het gebied houden
A
Leenheer
B
Leenman

Slide 12 - Quiz

Probleem met leenstelsel
Veel leenmannen deden alsof het gebied hun bezit was
Soms gingen leenmannen het gebied opnieuw uitlenen
Op deze manier kreeg je achterleenmannen
Hierdoor hadden middeleeuwse koningen weinig macht

Slide 13 - Slide

Zet de namen op de juiste plek
Leenheer
Leenman
Achterleenman

Slide 14 - Drag question

Verschillen tussen leenstelsel en hofstelsel
Leenstelsel
Hofstelsel
Afspraak tussen belangrijke edellieden (koning/hertogen)
Afspraak tussen lagere mensen (ridder/geestelijke/boer)
Gaat over een groot gebied (provincies van landen)
Gaat over een klein gebied (een dorp met omgeving)
Bepaalt hoe een gebied bestuurd wordt (politiek)
Bepaalt hoe mensen zichzelf onderhouden en met elkaar omgaan (economie/sociaal)

Slide 15 - Slide

Filmpje
Verspreiding van het christendom

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Soorten geestelijken
De geestelijken waren een belangrijke middeleeuwse groep
De geestelijken waren verdeeld in twee soorten
- Seculiere geestelijken
- Reguliere geestelijken

Slide 18 - Slide

Seculiere geestelijken
Seculiere geestelijken leven tussen de andere mensen
Zij geven leiding aan de geloofsgemeenschap
Seculiere geestelijken leiden dus de dienst in een kerk
Iedere kerk had de leiding over een parochie
Seculier komt van het Latijnse saeculum, wat "van de wereld" betekent. Seculiere geestelijken leven dus in de "gewone" wereld.
Een parochie is een kleine groep gelovigen (de leden van de kerk), ongeveer zo groot als een dorp

Slide 19 - Slide

Lees Seculiere geestelijken (p. 103) of zoek op internet. Er waren verschillende soorten seculiere geestelijken. Geef in het schema aan hoe de macht verdeeld was.
Paus
Kardinaal
Aartsbisschop
Bisschop
Dorpspriester

Slide 20 - Drag question

Filmpje
De monnik

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Monniken en nonnen
Sommige christenen wilden zich volledig op God richten
Hiervoor zonderden zij zich af van de wereld
Deze monniken en nonnen leefden samen in een klooster
Hier konden zij hun leven aan God geven

Slide 23 - Slide

Reguliere geestelijken
Deze monniken en nonnen waren reguliere geestelijken
In het klooster stond de abt of abdis aan het hoofd
Iedere monnik en non hoorde bij een bepaalde kloosterorde
Iedere kloosterorde heeft een eigen manier van God aanbidden
Monniken en nonnen leven volgens erg strenge regels, vandaar dus reguliere geestelijken

Slide 24 - Slide

Filmpje
Op bezoek bij de monniken

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

In het klooster
Als je in het klooster kwam hoorde je vaak dit:
Monniken hadden twee grote taken: bidden en werken
Bidden kon in stilte of in zang, zoals je hoort
Het klooster was op deze taken ingericht

Slide 27 - Slide

Hier is de slaapzaal. Alle monniken slapen in dezelfde ruimte. 
Om het klooster staat een kloostermuur. De muur beschermt de monniken tegen rovers en wilde dieren. 
Dit is de moestuin. De monniken verbouwen daar groente. 
Dit is de kerk. Dit is het belangrijkste gebouw van het klooster. Hier bidden de monniken. 
Dit is de eetzaal. Hier eten de monniken samen. Tijdens het eten leest één van de monniken voor uit de Bijbel. 
Dit is de kloostergang. Alle gebouwen in het klooster worden verbonden door een kloostergang. Deze heeft een dak, zodat de monniken niet nat worden als het regent. De monniken gebruiken de kloostergang ook om te lezen en te bidden. 
Dit is de kruidentuin. De monniken kweken zelf kruiden om te koken en om mensen beter te maken. Ze maken van sommige kruiden zalf, thee of olie. De monniken weten precies welk kruid zij nodig hebben. 
In de ziekenboeg zorgen de monniken ook voor de zieken. Alleen zij kunnen medische boeken lezen en hebben ervaring met het verzorgen van zieken.
In het scriptorium (schrijfzaal) schreven monniken boeken over. Doordat er geen drukpers was moest dit met de hand. Een monik kon jaren doen over één boek.

Slide 28 - Slide

Naar de kerk
In de middeleeuwen was vrijwel iedereen christelijk (in Europa)
Ze gingen dan ook iedere zondag naar de kerk
Hier vertelde de priester over God en hoe mensen moesten leven (zodat je in de hemel kwam)

Slide 29 - Slide

Machtige geestelijken
De geestelijken werden door meerdere redenen erg machtig:
Iedereen geloofde
In de middeleeuwen was vrijwel iedereen christelijk. In de kerk kon en een geestelijke de mensen dan ook veel vertellen en sterk beïnvloeden (hij had namelijk contact met God).
1
Leven na de dood
De geestelijken bereidden iedereen voor op een leven na de dood. Je moest dus wel doen wat de kerk zei, want anders kon het slecht met je aflopen.
2
Lezen en schrijven
Bijna alleen de geestelijken konden lezen en schrijven. Hierdoor hadden zij veel informatie (brieven) en kennis (boeken), waardoor koningen vaak hulp vroegen aan geestelijken. Daarnaast vertelden zij wat in de Bijbel stond, want mensen konden het zelf niet lezen.
3
Ban
De paus kon iedereen in de ban doen. Dan was je geen lid meer van de kerk en kwam je dus niet in de hemel. Veel mensen wilden de paus dus te vriend houden (onder andere met cadeautjes).
4
Rijkdom
De geestelijken hadden veel geld en konden zo veel betalen (schilderijen, beelden, gebouwen). Veel mensen waren afhankelijk van het werk dat de geestelijken hen gaven
5

Slide 30 - Slide

Zet de taken van monniken in de juiste kolom
Godsdienstige taak
Sociale taak
Economische taak
Politieke taak
Verspreiden van geloof
Verzorgen van zieken
Landbouw verbeteren
Edelen helpen bij bestuur
Christelijke boeken schrijven
Onderdak geven aan pelgrims
Fokken van dieren
Kerken/kloosters bouwen

Slide 31 - Drag question

Filmpje
De monniken

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 36 - Slide

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Opdracht 4 & 21.2 a t/m d

Slide 37 - Slide