Chemische vertering: speeksel met slijm en enzymen
Slide 18 - Slide
Speeksel
Speekselklieren in je mond produceren speeksel.
Speeksel bestaat uit water, slijm en het enzym amylase.
Dit enzym begint met de vertering van zetmeel.
Slide 19 - Slide
Maag
Voedsel via slokdarm naar maag
Kringspier aan beide kanten
Maagsap met enzym, zoutzuur en slijm
Slide 20 - Slide
Maag
Maagwand produceert maagsap
Kliercellen maken H+ en Cl- (HCl)
Andere cellen produceren slijm of pepsinogeen
Pepsinogeen = inactief enzym
HCl en pepsine kan pepsinogeen activeren
Slide 21 - Slide
12-vingerige darm
Afvoerbuis lever en galblaas: gal (galkleurstoffen en galzouten)
Afvoerbuis alvleesklier: alvleessap
Slide 22 - Slide
Gal
Wordt gemaakt in de lever Wordt bewaard in de galblaas
Maakt vetdruppeltjes klein= emulgeren
Slide 23 - Slide
Emulgeren door galzouten
Slide 24 - Slide
Alvleessap
De alvleesklier produceert alvleessap
Alvleessap bevat enzymen die eiwitten, zetmeel en vetten afbreken.
Neutraliseert tot pH = 8 mbv HCO3-
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Dunne darm
Toevoegen enzymen
Opname water, voedingsstoffen en verteringsproducten (resorptie)
Slide 27 - Slide
Dikke darm
Resorptie water, mineralen, vitaminen
Darmbacterien voor vertering en produceren van vitaminen
Slide 28 - Slide
HUISWERK
Maak opdrachten 19 t/m 24
Slide 29 - Slide
4.4 verteringsorganen
Slide 30 - Slide
Vertering bij dieren
Slide 31 - Slide
Fagocytose
Slide 32 - Slide
Intracellulaire vertering:
voedingsvacuole
Extracellulaire vertering:
Maagdarmholte
Slide 33 - Slide
KORT TESTJE
Slide 34 - Slide
Wat zie je op het plaatje?
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen
Slide 35 - Quiz
Welk van de onderstaande voedingsstoffen is geen brandstof?
A
Vetten
B
Nucleinezuren
C
Koolhydraten
D
Eiwitten
Slide 36 - Quiz
Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen.
B
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen.
C
Voedingsstoffen klein maken zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
D
Voedingsstoffen opnemen in het bloed.
Slide 37 - Quiz
Welke voedingsstof wordt door lipase verteerd?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
vitamines
Slide 38 - Quiz
Wat is de belangrijkste functie van deze voedingsstof in je lichaam?
A
bouwstof
B
brandstof
C
reservestof
D
beschermende stof
Slide 39 - Quiz
Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het kneden van verterings-sappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 40 - Quiz
Welke spieren zijn betrokken bij de peristaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide
Slide 41 - Quiz
In de afbeelding is de peristaltiek in een deel van het darmkanaal schematisch getekend. Zijn op plaats 1 de kringspieren in de wand van het darmkanaal ontspannen of samengetrokken? En hoe zit het op die plaats met de lengtespieren?
A
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei ontspannen.
B
De kringspieren zijn ontspannen en de lengtespieren zijn samengetrokken.
C
De kringspieren zijn samengetrokken en de lengtespieren zijn ontspannen.
D
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei samengetrokken.
Slide 42 - Quiz
Maag
pepsine activeerd ook pepsinogeen.
Werking enzymen optimaal bij pH 2,5
Slide 43 - Slide
Vertering mbv gal is
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
C
geen van beiden
Slide 44 - Quiz
Is het kauwen op je eten mechanische of chemische vertering?
A
mechanische vertering
B
chemische vertering
Slide 45 - Quiz
Op welke wijze vindt vertering plaats bij de zoetwaterpoliep?
A
intracellulair
B
extracellulair
C
zowel intracellulair als extracellulair
Slide 46 - Quiz
Peristaltische bewegingen zijn een vorm van chemische vertering
A
Waar
B
Niet waar
Slide 47 - Quiz
Enzymen zorgen voor de chemische en mechanische vertering
A
Goed
B
Fout
Slide 48 - Quiz
Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
ze zorgen voor oppervlakte vergroting
B
ze zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
ze helpen bij vertering van vet
D
Ze zorgen voor een de dunne darm
Slide 49 - Quiz
Welk sap bevat enzymen voor de vertering van zetmeel, eiwitten, vetten en suikers ?