Les 3, D grammaire passé composé H1A (21-05)

1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide



Ga zitten op je plek en pak je aantekeningenschrift, werkboek en etui




Aujourd'hui c'est mardi!             Fijn dat je er weer bent!

Slide 2 - Slide

Dagopening
"Het zijn maar woorden"

Slide 3 - Slide

Overhoring vocabulaire A+B
Wat? Open je aantekeningenschrift

Ga 5 minuten gefocust vocabulaire A+B leren! (Zometeen een korte overhoring)

Slide 4 - Slide

Vertaal (FR-NL)
1. La cousine
2. Alors
3. Quoi
4. Donner
5. Janvier


Vertaal (NL-FR)
1. Waarom
2. Zingen
3. De neef
4. Niet leuk
5. Het zwembad

Slide 5 - Slide

Pak een nakijkpen 
(rood / groen) en kijk je werk na.
Hoe heb je het gemaakt?

Slide 6 - Slide

Vertaal (FR-NL)
1. La cousine = de nicht
2. Alors = dan
3. Quoi = wat
4. Donner = geven
5. Janvier = januari


Vertaal (NL-FR)
1. Waarom = pourquoi
2. Zingen = chanter
3. De neef = le cousin
4. Niet leuk = nul
5. Het zwembad = la piscine

Slide 7 - Slide

Hoe ging dit?
- Hoeveel van de 10 woorden had je goed?

Slide 8 - Slide

Le programme:
- Overhoring vocabulaire A+B
- Grammaire D (passé composé)

Slide 9 - Slide

Les buts (leerdoelen):
- Aan het einde van de les weet je wat de passé composé is
- Aan het einde van de les kun je de passé composé maken


Slide 10 - Slide

Est-ce que tout le monde est présent?
- Zijn we compleet? Wie missen we?

Slide 11 - Slide

Grammaire D
De passé composé - de voltooid tegenwoordige tijd


J'ai mangé
Tu as parlé 
Nous avons dansé 
Van welk werkwoord komen de gele woorden?

Slide 12 - Slide


Je danse betekent ik dans. Wat zou j'ai dansé kunnen betekenen?
Je mange betekent ik eet. Wat zou j'ai mangé kunnen betekenen?

Slide 13 - Slide

Uitlegvideo

Slide 14 - Slide

Aantekening
Pak je aantekeningenschrift en schrijf mee

Slide 15 - Slide

Voorbeeld:
Tu ............   ................. (parler) avec ton père?

Stap 1) Welke vorm van avoir moet ik hebben? 
Stap 2) Maak van het werkwoord parler de voltooide vorm

Slide 16 - Slide

Voorbeeld:
Tu as parlé (parler) avec ton père?

Stap 1) Welke vorm van avoir moet ik hebben? --> Tu + as
Stap 2) Maak van het werkwoord parler de voltooide vorm             --> parler --> parl --> parlé

Slide 17 - Slide

Quiz
Koppel je laptop met de LessonUp!

Slide 18 - Slide

De passé composé bestaat uit ... delen
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 19 - Quiz

Wat is de passé composé in deze zin?
'Lisa a mangé une pomme'
A
Lisa a
B
mangé
C
a mangé
D
une pomme

Slide 20 - Quiz

Passé composé van:
wij hebben gedanst (danser)
A
nous avons dansé
B
avons dansé
C
dansé
D
vous avez dansé

Slide 21 - Quiz

Maak de passé composé:

Ils ..... ............ (parler)
A
ont parlé
B
ils parlé
C
avons parlé
D
ont parler

Slide 22 - Quiz

Maak de passé composé:

Elle ..... ............ (regarder)
A
est regardé
B
a regardé
C
ont regardé
D
regardé

Slide 23 - Quiz

Maak de passé composé:
vous ........... ............ (donner)

Slide 24 - Open question

Maak de passé composé:
Louis ........... ............ (chanter)

Slide 25 - Open question

Maak de passé composé:
on ........... ............ (aimer)

Slide 26 - Open question

Il y a des questions?

Slide 27 - Slide

Au travail:
Quoi (wat)? Fais exercice 16ABC en 17BCDF
Comment (hoe)? Maak de exercices serieus en alleen
Prêt (klaar)? Apprends phrases-clés C Slim stampen
Aide (hulp)? Steek je vinger op als je vragen hebt.

Slide 28 - Slide

Blooket: passé composé 
https://dashboard.blooket.com/set/65e58c5381b2f520ebf5d93b

Slide 29 - Slide

Dinsdag 28 mei = SO ch.5
Let op! Dit SO telt niet mee, maar het cijfer komt wel op Magister --> voorbereiding voor het PW op 10 juni

Slide 30 - Slide

Les devoirs (huiswerk):
- Leren phrases-clés C + aantekening grammaire D
- (Af)maken exercice 16ABC en 17BCDF

Slide 31 - Slide