nederlands toets thema 6 voorbereiding

Nederlands thema 6
gramatica, moeilijke woorden, spreekwoorden
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands thema 6
gramatica, moeilijke woorden, spreekwoorden

Slide 1 - Slide

Wij _________ (fietsen,vt) gisteren naar school

Slide 2 - Open question

hij ____________ (puzzelen, vt) de hele avond.

Slide 3 - Open question

Truus ______(vieren,vt) haar verjaardag.

Slide 4 - Open question

De man _______ (kraken, vt) de code.

Slide 5 - Open question

De kleuter _____ (raken, vt) de auto met de bal.

Slide 6 - Open question

Wij _______ (stemmen, vt) op een nieuwe klassenvertegenwoordiger.

Slide 7 - Open question

Jaap ______ (maken, vt) een mooie trui.

Slide 8 - Open question

De timmerman _______ (herstellen, vt) de kapotte stoel.

Slide 9 - Open question

De collega
A
officieel papier waarop afspraken staan
B
iemand die bij dezelfde organisatie werkt als jij
C
de baan
D
de inspanning, dat je jouw best doet

Slide 10 - Quiz

het CV
A
jouw persoonlijke gegevens en een overzicht van wat je gedaan hebt.
B
de zin die je hebt om iets te doen
C
het geld dat je verdient met jouw werk.
D
dat iemand laat merken dat hij het goed vindt wat je doet.

Slide 11 - Quiz

het zelfvertrouwen
A
minder dan 40 uur in de week
B
proberen een baan te krijgen.
C
ervoor zorgen dat iets goed gebeurt.
D
zeker van jezelf zijn.

Slide 12 - Quiz

fulltime
A
iemand die bij dezelfde organisatie werkt.
B
minder dan 40 uur in de week
C
ongeveer 40 uur in de week.
D
een officieel papier waarop afspraken staan

Slide 13 - Quiz

het uitzendbureau
A
proberen een baan te krijgen door een brief te schrijven
B
het geld dat je verdient met je werk
C
een bedrijf dat werknemers tijdelijk bij andere bedrijven laat werken.

Slide 14 - Quiz

Werken als een paard

Er is werk aan de winkel.

veel handen maken licht werk

je beste beentje voor zetten
heel hard werken
Dat je aan de slag moet gaan
als je het met veel mensen doet, is het werk zo gedaan. 
heel erg je best doen 

Slide 15 - Drag question

je steentje bijdragen
half werk leveren
ergens werk van maken
een goed begin is het halve werk
niet goed je best doen
als je een goede start maakt, is het makkelijker om het werk af te maken
ergens aan meewerken
actie ondernemen

Slide 16 - Drag question

bergen kunnen verzetten
A
werk kunnen vinden
B
heel veel werk aankunnen
C
dat je aan de slag moet gaan.
D
niet goed je best doen

Slide 17 - Quiz

aan de bak komen
A
niet goed je best doen
B
heel hard werken
C
werk kunnen vinden
D
actie ondernemen.

Slide 18 - Quiz