Carnaval

Carnaval
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Carnaval

Slide 1 - Slide

Wanneer vieren we carnaval?
Tekst
A
Zomervakantie
B
Februari/maart
C
Altijd
D
april/mei

Slide 2 - Quiz


Tekst
Tekst
Waar komt carnaval vandaan?

Slide 3 - Open question

Waar komt de naam carnaval vandaan?
A
carne levare
B
Zo heten de wagens in de optocht.
C
chili concarne
D
Dat je niet mag vallen met carnaval

Slide 4 - Quiz


Wat betekent carne levare?

"Het wegnemen van vlees"

Dus nog 1x los kunnen gaan om daarna 40 dagen de sobere vasten tijd voor Pasen begint.

Slide 5 - Slide



- Het feest begon altijd 40 dagen voor Pasen.
-Katholieke mensen mochten vanaf 40 dagen voor Pasen geen vlees eten.
-Ze moesten ook tot Pasen eenvoudig een zuinig leven.
- Weinig eten en drinken.
 

Slide 6 - Slide

Hoe heet dit?
Het weinig eten en drinken, en eenvoudig en zuinig leven?
A
Feesten
B
Lijnen
C
Vasten
D
Sporten

Slide 7 - Quiz

Waarom gingen de Katholieken mensen vasten?
A
Dat vonden ze leuk.
B
Ze dachten dat God dan Dat god hun de verkeerde beslissingen zou vergeven.
C
Ze wilde wat afvallen.
D
Omdat er te weinig eten was.

Slide 8 - Quiz



- 40 dagen vasten is wel lang.
- Om dat vol te houden vierden de mensen eerst 3 dagen feest.
-ze aten en dronken in deze dagen extra veel.
- Dat zijn de dagen die wij nu carnaval noemen.

Slide 9 - Slide



- Carnaval wordt in Nederland vooral gevierd in de provincies waar veel katholieken mensen wonen.
- Dat is in Brabant en Limburg.
- De meeste katholieke mensen wonen daar.

Slide 10 - Slide

Wat zijn de gewoontes van Carnaval?
A
Verkleden
B
Thuis blijven
C
Slapen
D
Optochten

Slide 11 - Quiz

Waarom verkleden we ons?

Slide 12 - Slide

Bij de opkomst van het katholieke geloof, verbood de kerk dergelijke heidense feesten. Toch gingen mensen door met feesten. Dit deden ze zij verkleed om niet herkend te worden.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Wat is een carnavalsoptocht?
A
Mensen in polonaise
B
Tocht met praalwagens
C
Verkleden mensen
D
Verdrietige mensen

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Link