3.2 en 3.3 herhalen

3.2 & 3.3

Een korte cursus:
'De Romeinen zijn weg, hoe run ik nu een land?!' 
(en is de eerste aanzet tot staatsvorming)

deel 2; het feodaalstelsel. 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.2 & 3.3

Een korte cursus:
'De Romeinen zijn weg, hoe run ik nu een land?!' 
(en is de eerste aanzet tot staatsvorming)

deel 2; het feodaalstelsel. 

Slide 1 - Slide


WIE IS DIT?
A
Karel de Kale
B
Karel de Kleine
C
Karel V
D
Karel de Grote

Slide 2 - Quiz

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vertrouweling.

Slide 3 - Quiz

Welke zin is juist?
A
In een leengebied konden meerdere domeinen liggen.
B
In elk leengebied lag één domein.
C
In een domein konden meerdere leengebieden liggen.
D
In elk domein lag één leengebied.

Slide 4 - Quiz

Het voordeel van het feodalisme is dat...
(meerdere antwoorden)

A
Dat de koning nu een groot land kan besturen
B
Dat de koning een groot leger heeft
C
Dat de koning geen geld nodig heeft
D
Dat de koning nu heel rijk wordt

Slide 5 - Quiz

Bij wie hoort de volgende plicht?

Trouw beloven aan de koning.
A
leenman
B
horige

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort systeem is het feodalisme?
A
Een economisch systeem
B
Een cultureel systeem
C
Een financieel systeem
D
Een politiek systeem

Slide 7 - Quiz

zwakke punten in leenstelsel?

Slide 8 - Open question

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

vul het schema in

Slide 11 - Open question


'De Romeinen zijn weg, hoe run je nu een land?!' 
(en is de eerste aanzet tot staatsvorming)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Koningen maakten bisschoppen graag tot leenman omdat..
A
Bisschoppen heel gelovig waren
B
Koningen dan hun land weer terugkregen
C
Bisschoppen heel gehoorzaam waren
D
Bisschoppen grote legers hadden

Slide 14 - Quiz

Bij wie hoort de volgende plicht?

Herendiensten doen.
A
De leenman
B
de leenheer
C
de horige

Slide 15 - Quiz

Bij wie hoort de volgende plicht?
Bescherming bieden als er gevaar dreigt.
A
leenman
B
horige

Slide 16 - Quiz

Is elke leenman een vazal?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Dat kun je zo niet zeggen

Slide 17 - Quiz

Is elke vazal een leenman?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quiz

Extra materiaal
facultatief

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

The Godfather
  1. Wat eist 'the Godfather' ?
  2. Waarom?
  3. Hoe wordt hun nieuwe relatie bekrachtigd? 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video