23-01 Articles

Articles:
The, a & an

  • Lees de slides volledig: (ik zie wel of je het wel of niet heeft gelezen/gemaakt)
  • Maak de oefeningen en volg instructies goed.
  • Vragen? hand opsteken





 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Articles:
The, a & an

  • Lees de slides volledig: (ik zie wel of je het wel of niet heeft gelezen/gemaakt)
  • Maak de oefeningen en volg instructies goed.
  • Vragen? hand opsteken





 

Slide 1 - Slide

Je gebruikt the in het Engels:
- als je "de" of "het" in het Nederlands bedoel. 
- als het duidelijk is over welke persoon, dier of ding het gaat.
Articles: the
Fill in:
 
1. _________ president gave a speech.
2. _________ book is on the table.
The
The
A
An

Slide 2 - Drag question

Articles
Lidwoorden

Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an


A: bij medeklinker(klank). Let op de klank.  
bijv.: a pet           a university -(ju)
         a bycicle     a house 
         a door         a room
A vs An
Wanneer gebruik je a en wanneer an?
An: bij klinker(klank). Let op de klank.  
bijv.: an apple         an hour- (aur)
        an umbrella    an X-ray (eks)
         an egg            an omelette
Tip: Extra uitleg? Thuis:
Hfd 4 E --> grammar 10 uitleg bekijken op
 stepping stones online.

Slide 3 - Slide

A
AN
table
house
egg
chicken
island
phone
apple
hour
uniform
island
university
umbrella

Slide 4 - Drag question

Choose the correct article.
This book is ........ one you have to read.
A
an
B
a
C
the

Slide 5 - Quiz

Choose the correct article.
Rita bought _____ dress in the sales.

A
a
B
an

Slide 6 - Quiz

Choose the correct article.

I have ____ uncle.

A
a
B
an

Slide 7 - Quiz

Choose the correct article.

Have you ever seen ___ elephant?

A
a
B
an

Slide 8 - Quiz

Choose the correct article.

There is ____ red book on the table

A
a
B
an

Slide 9 - Quiz

Choose the correct article.

There is _____ mouse under ____ house.
A
a, the
B
a, a
C
the, the
D
an, the

Slide 10 - Quiz

Choose the correct article.

I would love to go to _____ university.
A
a
B
an

Slide 11 - Quiz

Choose the correct article.
____ lunch I had at her house was delicious!
A
a
B
the
C
an

Slide 12 - Quiz

Choose: a / an
I like _________ ice-cold water.

Slide 13 - Open question

Choose: a / an
She is wearing _________ leather jacket.

Slide 14 - Open question

Choose: a / an
I will meet you in _________ hour.

Slide 15 - Open question

Ik weet wanneer ik a of an moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Heb je de uitleg begrepen?
Nee, ik wil graag nog een keertje de uitleg
Ja, maar ik vind het wel lastig.
Ja, ik heb het begrepen en kan aan het werk.

Slide 17 - Poll