pannenkoeken bakken quiz woordenschat hoofdstuk 2

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

1. kookpan
2. steelpan
3. koekenpan
4. dakpan

Welke ingrediënten heb je nodig als je pannenkoeken gaat bakken?

1. meel, melk, groente
2. meel, melk, pasta
3. meel, melk, yoghurt
4. meel, melk, ei

1. weegschaal
2. maatbeker

1. pollepel
2. spatel
3. zeef
4. pannenlikker

Voor 8 pannenkoeken heb je 500 ml melk nodig, hoeveel melk koop je als je 16 pannenkoeken wilt bakken?

1. 0,5 liter melk
2. 1 liter melk
3. 1,5 liter melk
4. 2 liter melk

1. jam
2. nutella
3. schenkstroop
4. pindakaas

1 kilo is 1000 gram, voor de pannenkoeken heb ik 200 gram nodig.
Hoe vaak past 200 gram in 1 kilo?

1. 3 keer
2. 4 keer
3. 5 keer
4. 6 keer

1. suikerklontjes
2. poedersuiker

Wat kun je hier niet mee bakken?

1. pizza
2. pannenkoek
3. patat
4. koekjes

1. mikser
2. mixer
3. mixser
4. mixxer

Welk ingrediënt doe je niet in een pannenkoeken beslag?

1. Bloem
2. Eieren
3. Melk
4. Olie

Wat zie je hier?

1. Een snufje zout
2. Een afgestreken lepel zout

Dit is water koken
op :

1. matig vuur
2. hoog vuur

Wat kun je lezen in een kookboek?

1. In welke supermarkt je de ingrediënten moet kopen
2. Hierin staan recepten
3. Hoeveel mensen er komen eten
4. Hoeveel je moet betalen voor de boodschappen

Je gebruikt altijd zelfrijzend bakmeel als je:

1. een salade wilt maken
2. een cake wilt bakken
3. als je pannenkoeken gaat bakken
4. als je patat gaat bakken

één kilo ( 1 kg ) is:

1. 10 gram
2. 100 gram
3. 1000 gram
4. 10 000 gram

één liter is :

hoeveel milliliter ?

1. 10 ml
2. 100 ml
3. 1000 ml
4. 10 000 ml

1 liter is:
hoeveel centiliter
( cl )

1. 0,1
2. 10 cl
3. 100 cl
4. 1000 cl