Thema 5, week 1 Les 1a, NATUUR EN WEER

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

Waar denk jij aan bij het woord
STORM

Lees mee

Als je een woord over natuur of weer hoort zet er een streep onder.

lesdoel

Ik leer twaalf woorden over natuur en weer.

het briesje

een zacht, koel windje

Als het warm is is het meestal fijn aan het water, omdat daar meestal een briesje is.

de beuk

     boom waar kleine, eetbare nootjes aan groeien

Eekhoorntjes zijn gek op beukennootjes, daarom is de beuk hun lievelingsboom.

de wind gaat liggen

als het minder hard gaat waaien

Ik hoop dat de wind gaat liggen anders moet ik lopend naar huis.

de wind steekt op

     als het harder gaat waaien

Wij moeten de parasol binnenhalen want de wind steekt op.

het weer slaat om

   het weer verandert opeens

De zon schijnt nog, maat er komt een hele donkere lucht aan. Het weer slaat om.

de kastanjeboom

 boom waar glanzende, bruine vruchten aan groeien

Van een wilde kastanjeboom kun je de kastanjes niet eten alleen van een tamme kastanjeboom

de schors

     de buitenste laag van een boom

Van een wilde kastanjeboom kun je de kastanjes niet eten alleen van een tamme kastanjeboom

de stortbui

een hele harde regenbui

Door de stortbui was onze straat helemaal ondergelopen.

wegwaaien

     door de wind meegenomen worden

Het waaide zo erg, daardoor is onze hond weggewaaid met de paraplu.

de windkracht

     de kracht van de wind

Als het windkracht 1 is waait het niet zo hard, maar windkracht 12 noem je een orkaan.

windstil

     als er geen wind is

Als het windstil is kun je niet met een zeilboot gaan varen.

naar snappet

TAAL:  Thema 5, week 1
Les 1a

Opgave 1e

lesdoel

Ik leer twaalf woorden over natuur en weer.

https: