Start 2F

Start 2F
28-08-2018
1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with text slides.

Items in this lesson

Start 2F
28-08-2018

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- Kennismaken (post-its)
- Afspraken
- Terugblik
-Vooruitblik

Slide 2 - Slide

Kennismaken
- Naam
- Leeftijd
- Hobby's
- Woonplaats

Slide 3 - Slide

Afspraken
- Je komt de klas binnen: 
     * zonder jas
     * telefoon in je tas of in de telefoontas en op stil
     * pak je spullen en tas gaat van tafel
- Je hebt de juiste spullen mee en je werk voor elkaar
- Tijdens de uitleg is het stil
- Suggesties?

Slide 4 - Slide

Afspraken: Wat neem ik mee?
-Ruitjesschrift (1 cm x 1 cm)
- Boek of deel 2a (of 2b) 
-Pen, potlood en gum
- Geodriehoek en passer
- Rekenmachine

Slide 5 - Slide

Terugblik
- Wie vond wiskunde moeilijk?
- Wie heeft er tips/suggesties vanuit vorig jaar?
- Andere opmerkingen?

Slide 6 - Slide

Vooruitblik
  • Hoe ziet het boek eruit?
  • Waarschuwing: Een goed cijfer is geen garantie voor de toekomst
  • Zorg dat je je spullen bij je hebt
  • Zorg dat je de stof bij houdt

Slide 7 - Slide

Aan de slag
Hoofdstuk 1 Getallen
1-1 Werken met getallen
1-2 Vermenigvuldigen en delen
1-3 Kwadraten
Maken opgaven: 3, 4, 5, 9, 13, 14, 15, 17, 18, 22, 23, 26

Slide 8 - Slide

Doelen
  • Jullie kennen de begrippen plaats en waarde van een cijfer, som, verschil, product en quotiënt van getallen.  
  • Jullie kennen de symbolen gelijk aan, ongelijk aan.  
  • Jullie kunnen positieve en negatieve getallen vermenigvuldigen en delen.  
  • Jullie weten wat een kwadraat van een getal is en kunnen het kwadraat van een getal berekenen.

Slide 9 - Slide

Waarde
Bij het getal 325 880 is  de waarde 
van het cijfer :               
3 ->3 honderdduizendtallen              
de waarde van 3 =300 000          
2-> 2 tienduizendtallen                        
             de waarde van 2 = 20 000           
  5 -> ?                                                             
Schrijf het getal met het juiste         
aantal nullen  erachter dan heb       
je de waarde van dat cijfer.                
                                    

Slide 10 - Slide

Begrippen: Som, verschil, product en Quotiënt
Som is optelling: som van 12 en 30  is 12 + 30 = 42

Verschil is minsom: het verschil van 24 en 10 is 24 - 10 = 14

Product is keersom/vermenigvuldiging: het product van 5 en 6 is 5 x 6 = 30

Quotiënt is deling/deelsom: het quotiënt van 45 en 9 is 45 :9 = 5

Slide 11 - Slide

Symbolen
Gelijk aan : =                        Bijv.   3 + 5 = 8

Ongelijk aan:                     Bijv.    6 - 3 2

Groter of gelijk aan:       Bijv.     13  12

Kleiner of gelijk aan:      Bijv.       7 10

Slide 12 - Slide

Vermenigvuldigen en delen
3+3 +3 = heks met blokjes ? = .... x ..... = 

-5 + -5 = heks met blokjes ?= ..... x ..... = 

-2 x -4 = heks met blokjes? = 

Slide 13 - Slide

Regels vermenigvuldigen en delen

Slide 14 - Slide

Kwadraten
Als  je een getal met zichzelf vermenigvuldigt is de uitkomst een kwadraat.
Bijv. 49 is het kwadraat van 7
7 x 7 =72 = 49 (7 in het kwadraat / 7 kwadraat)
Een kwadraat uitrekenen noem je kwadrateren

Slide 15 - Slide

Kwadraat van een negatief getal
Let op:
Bedoel je het kwadraat van een negatief getal dan schrijf je het negatieve getal tussen haakjes (-8)2 = -8 x -8 = 64

-82 = -8 x 8 = -64 (geen haakjes voor het kwadraat -> negatieve uitkomst


Slide 16 - Slide