Chapitre 1 - aanvulling op Gram A - Wederkerend werkwoord + taak

Hoe moest je een regelmatig ww ook alweer vervoegen?
Stap 1: Je haalt van de laatste (2) letter(s) van het hele ww 
(-er , -r voor -ir ww, en -re), dan krijg je de stam voor het maken van de tegenwoordig tijd.
Stap 2: Je plaatst de uitgangen van dat soort werkwoord achter de stam.

In de volgende slides herhaal je meer over de uitgangen.
1 / 44
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoe moest je een regelmatig ww ook alweer vervoegen?
Stap 1: Je haalt van de laatste (2) letter(s) van het hele ww 
(-er , -r voor -ir ww, en -re), dan krijg je de stam voor het maken van de tegenwoordig tijd.
Stap 2: Je plaatst de uitgangen van dat soort werkwoord achter de stam.

In de volgende slides herhaal je meer over de uitgangen.

Slide 1 - Slide

De ww -er
Verbind het persoonlijk voornaamwoord aan de juiste uitgang

Slide 2 - Slide

Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles
-e
-es
-ons
-ez
-ent
-e
-e
-e
-ent

Slide 3 - Drag question

De ww -ir
Verbind het persoonlijk voornaamwoord aan de juiste uitgang.
Vergeet het niet: bij deze groep van ww, hoef je alleen de - r te verwijderen om de stam te krijgen!
Bij de vormen van meervoud (nous, vous, ils/elles), voeg je eerst 
+ SS toe aan de stam en daarna de rest van de uitgang.

Slide 4 - Slide

Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles
-s
-t
-ssons
-ssez
-ssent
-s
-t
-t
-ssent

Slide 5 - Drag question

De ww -re
Verbind het persoonlijk voornaamwoord aan de juiste uitgang.


Slide 6 - Slide

Je
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles
-s
-ons
-ez
-
-ent
-s
-
-
-ent

Slide 7 - Drag question

Nog even alles op een 'rijtje'!
ww -er
1) - er eraf
2) + uitgang
je ....... e
tu ...... es
il/elle/on ...... e
nous ..... ons
vous ..... ez
ils/elles ..... ent
ww -ir
1) - r eraf
2) enkelv: + uitgang
meerv: + ss + uitgang
je ....... s
tu ...... s
il/elle/on ...... t
nous ..... ssons
vous ..... ssez
ils/elles ..... ssent
ww -re
1) - re eraf
2) + uitgang
je ....... s
tu ...... s
il/elle/on ...... 
nous ..... ons
vous ..... ez
ils/elles ..... ent

Slide 8 - Slide

De wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

Slide 9 - Slide

Veel voorkomende werkwoorden
zich douchen - se doucher
zich wassen - se laver
zich scheren - se raser
zich opmaken - se maquiller
Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel, zoals: 
wakker worden - se reveiller
opstaan - se lever
naar bed gaan- se coucher
tandenpoetsen - se brosser les dents
wandelen - se promener

Slide 10 - Slide

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.

Ccl: het enige deel dat nieuw is, is het wederkerend voornaamwoord (in rood hiernaast). De uitgangen van het werkwoord zijn niet anders dan normaal. 

Se laver

je me lave (ik was me)
tu te laves (jij wast je)
il se lave (hij wast zich)
elle se lave (zij wast zich)
on se lave (men wast zich)
nous nous lavons (wij wassen ons)
vous vous lavez (jullie wassen jullie)
ils/elles se lavent (zij wassen zich)

Slide 11 - Slide

Kies de juiste optie:
Elle __ beaucoup aux films (s'intéresser ).
A
s'intéresse
B
m'intéresse

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste optie:
Je __ à huit heures du matin (se lever).
A
te lèves
B
me lève

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste optie:
Nous ............................ tous les mercredis. (se réunir)
A
nous nous réunissons
B
`nous se réunissons

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste vorm
Nous ___ bien pendant la fête de Julie. (s'amuser)
A
nous amusez
B
nous amusons
C
s'amusons

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm
Je ......................... bien avec ma soeur. (s'entendre)
A
s'entend
B
m'entends

Slide 16 - Quiz

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Slide 17 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Elles ___ à Paris (s'installer).

Slide 18 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

Slide 19 - Open question

Vul het wederkerend ww in de présent in.
Je ___ à 8 heures du matin. (se laver)

Slide 20 - Open question

Hoe zeg je in het Frans:
Wij heten Lot en Koos?
A
Nous s'appellent Lot et Koos
B
Nous nous s'appelons Lot et Koos
C
On nous appelle Lot et Koos
D
Nous nous appelons Lot et Koos

Slide 21 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans:
Zij kleden zich aan?
A
ils s'habillent
B
ils habillent
C
Ils ils habillent
D
ils nous habillent

Slide 22 - Quiz

Hoe zeg je in het frans:
Wij wassen ons?
A
Nous se laver
B
Nous se lavons
C
nous nous lavons
D
nous nous laver

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Video

In de volgende video, bekijk je een vlog van een Franse docent die laat zien aan haar leerlingen hoe haar ochtend routine eruit ziet. 
Kijk goed hoe zij dat doet en gebruik dit ter inspiratie om jouw eigen vlog te maken over jouw eigen ochtendroutine.
De instructies voor jouw eigen taak staan op de laatste dia.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Eindproductie:
  • Film jezelf en gebruik minstens 6 wederkerende werkwoorden, zoals die uit de lijst hiernaast ->
  • Jouw film illustreert jouw ochtendroutine en duurt tussen 1.30 min à 2 min.
  • Je levert jouw filmpje in op 16 januari via ITS voor 18.00
se présenter (zich voorstellen), s'appeler (heten), se réveiller (wakker worden), se lever (opstaan), se laver (zich wassen), se préparer (zich voorbereiden), s'habiller (zich aankleden), se brosser les cheveux/les dents (zich kammen/tanden poetsen), se maquiller (zich opmaken), se raser (zich scheren), se coiffer (kammen/coifferen), se dépêcher (zich haasten), se reposer (zich ontspannen)/se détendre (zich ontspannen), se promener (wandelen), s'occuper de (zorgen voor).

Slide 27 - Slide

Deel 2
De wederkerende werkwoorden in de passé composé.

Slide 28 - Slide

Bekijk dit goed

Slide 29 - Slide

Stappenplan wederkerend ww in de passé composé: Voorbeeld: elle (se détendre)
1. Maak het voltooid deelwoord: détendre --> détendu
2. Gebruik hulpww être  (wederkerende ww hebben altijd être in de pc). 
il/elle/on + être =  est  --> est détendu
3. Zet het wederkerend voornaamwoord "se" waar nodig in de goede vorm
 il/elle/on = se / s' -->  s'est détendu
4. Kijk nu of er nog een extra -e of -s achter moet. Elle is enkelvoud + vrouwelijk 
 Dus: Elle s'est détendue = zij heeft zich ontspannen

Slide 30 - Slide

Met ontkenning: 
Als je een wederkerend werkwoord ontkennend maakt, komt ne tussen het onderwerp en het wederkerend voornaamwoord, en pas (zoals normaal) achter de PV. 
Je ne me couche pas = ik ga niet naar bed
Je ne me suis pas couché = ik ben niet naar bed gegaan

Slide 31 - Slide

Kies de juiste optie:
Het wederkerend werkwoord vervoeg je altijd in de passé composé met het hulpwerkwoord ...
A
avoir
B
être

Slide 32 - Quiz

Kies de juiste optie:
Léa et Julie ___ au cinéma (s'amuser). Let op: passé composé.
A
se sont amusées
B
se sont amusés

Slide 33 - Quiz

Kies de juiste optie:
Tu ___ tôt (se coucher - ONTK.). Let op: passé composé.
A
tu ne te pas es couché
B
tu ne t'es pas couché
C
tu n' es te pas couché
D
tu ne t'es couché pas

Slide 34 - Quiz

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer) présent

Slide 35 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Vous ___ hier soir, Luc et Marc? (s'amuser).
Let op: passé composé.

Slide 36 - Open question

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ pendant deux heures (s'entraîner).
Let op: passé composé.

Slide 37 - Open question

Vertaal: Alain en Louis hebben zich geschoren
A
Alain et Louis se sont rasés
B
Alain et Louis se sont rasé
C
Alain et Louis se sont rasée
D
Alain et Louis se sont rasées

Slide 38 - Quiz

Vertaal: Adèle en Claudine hebben (zich) gedoucht
A
Adèle et Claudine se sont douché
B
Adèle et Claudine se sont douchées
C
Adèle et Claudine ont se douché
D
Adèle et Claudine ont se douchées

Slide 39 - Quiz

Vertaal: jij bent niet naar bed gegaan.
A
tu ne t'est pas couché
B
tu ne t'es pas couché
C
tu ne t'es pas couchée
D
tu ne t'est pas couchée

Slide 40 - Quiz

Vertaal: Meneer Dubon is niet naar bed gegaan

Slide 41 - Open question

Vertaal: Zij heeft zich gewassen

Slide 42 - Open question

Vertaal: Hij heeft zich niet gehaast

Slide 43 - Open question

Snap je het wederkerend werkwoord in de présent + passé composé?
😒🙁😐🙂😃

Slide 44 - Poll