2223 5V H11 herhaling redoxreacties

Scheikunde 6V 
SNE

Herhalingsles H11
Vergelijkingen van redoxreacties
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Scheikunde 6V 
SNE

Herhalingsles H11
Vergelijkingen van redoxreacties

Slide 1 - Slide

Belangrijkste vaardigheden
  • Het herkennen van een redoxreactie, de oxidator en reductor kunnen aanwijzen
  • Het opstellen van de totaalreactie van een redoxreactie            (m.b.v. binas-tabel 48 en ∆V )
  • Het zelf opstellen van halfreacties die niet in binas staan          (in zuur, basisch of neutraal milieu)

Slide 2 - Slide

Het herkennen van een redoxreactie, de oxidator en reductor kunnen aanwijzen


Neem Binas voor je en meldt je aan bij deze les

Slide 3 - Slide

Een oxidator:
neemt elektronen op / staat elektronen af

In de halfvergelijking van de oxidator
staan de elektronen dan na de pijl/voor de pijl
A
neemt elektronen op elektronen staan na de pijl
B
staat elektronen af elektronen staan na de pijl
C
neemt elektronen op elektronen staan voor de pijl
D
staat elektronen af elektronen staan voor de pijl

Slide 4 - Quiz

Welke van onderstaande reacties is een redoxreactie?
A
B
Mg+2H+Mg2++H2
C
D

Slide 5 - Quiz

Het opstellen van de totaalreactie van een redoxreactie (m.b.v. binas-tabel 48 en ∆V )

Slide 6 - Slide

Je voegt oplossingen van kaliumjodide en waterstofperoxide bij elkaar.

Geef de formules van alle deeltjes die in deze oplossing aanwezig zijn. Je hoeft geen subscript en superscript te gebruiken.

Slide 7 - Open question

Je voegt oplossingen van kaliumjodide en waterstofperoxide bij elkaar.

Welk deeltje zal de reductor zijn?
A
K
B
K+
C
I
D
H2O2

Slide 8 - Quiz

Men brengt een stukje calcium in een oplossing van kaliumchloride.

Wat is de halfreactie van de oxidator?
A
Cl₂ + 2e- -> 2 Cl⁻
B
Ca-> Ca²⁺ + 2 e⁻
C
2 H₂O + 2 e- -> H₂ + 2OH⁻
D
Ca²⁺ + 2 e⁻ -> Ca

Slide 9 - Quiz

Wat is de sterkste oxidator?
A
Br₂
B
Al³⁺
C
Pb⁴⁺
D
Ag⁺

Slide 10 - Quiz

Bepaal ∆V voor de reactie tussen kobalt en zoutzuur.
A
1,08
B
-0,28
C
1,64
D
0,28

Slide 11 - Quiz

Noteer definities
aflopend als ΔV⁠0 ≥ 0,3 V, 
evenwichtsreactie als −0,3 V < ΔV⁠0 < 0,3 V 
verloopt niet als ΔV⁠0 ≤ −0,3 V


Slide 12 - Slide

Het zelf opstellen van halfreacties die niet in binas staan (in zuur, basisch of neutraal milieu)

Slide 13 - Slide

Deze halfreactie is niet compleet.
Hoeveel e⁻ moeten er aan welke kant staan?
IO3+3 H2OH5IO6+H+
A
1 e- links
B
2 e- rechts
C
2 e- links
D
4 e- rechts

Slide 14 - Quiz

Hoe maak je een halfreactie kloppend in een zuur milieu?
Bv
Sb₂O₃ → Sb
A
Met e-
B
Met e- en O²‾
C
Met e- en H⁺ en O₂
D
Met e- en H⁺ en H₂O

Slide 15 - Quiz


Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Noteer definities
Voor het zelf opstellen van halfreacties zet je:
- in zuur milieu voor de pijl H+ en mag na de pijl geen OH ontstaan. 
- in basisch milieu voor de pijl OH en er mag na de pijl geen H+ ontstaan
- in neutraal milieu voor de pijl H2O en na de pijl mag H+ of OH ontstaan

N.B. Je mag altijd H2O als hulpdeeltje gebruiken


Slide 18 - Slide