4.1 deel 1 verhoudingsformules

Zouten
4.1 verhoudingsformules
1 / 16
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zouten
4.1 verhoudingsformules

Slide 1 - Slide

Deze les

  • Introductie hoofdstuk 3
  • Studieplanner periode 2

  • Uitleg 4.1 deel 1 
  • Maken 1, 3, 6 en extra oefenblad


Slide 2 - Slide

Wat leer je in dit hoofdstuk?
  • Je leert hoe formules van zouten worden genoteerd;
  • Je leert over de oplosbaarheid van zouten;
  • Je leert over neerslagreacties met zouten;
  • Je leert enkele bijzondere zouten en hun eigenschappen kennen;
  • Je leert rekenen met molariteit

Slide 3 - Slide

Waarom is dit belangrijk?
  • De zouten zijn 1 van de 3 hoofdgroepen van stoffen, dus heel veel bekende stoffen horen bij de zouten. 
  • Neerslagreacties met zouten kunnen ongewenst optreden (en wil je dus voorkomen), maar kunnen ook nuttig gebruikt worden. 
  • Rekenen met molariteit is een essentieel onderdeel van chemisch rekenen. Dit wordt gebruikt bij alle chemische reacties. 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat leer je vandaag?
  • Je leert hoe je een verhoudingsformule van een zout opstelt 
  • Je leert wat het verschil is tussen enkelvoudige en samengestelde ionen

Slide 6 - Slide

Even herhalen
  • Zouten bestaan uit ionen 
  • Ionen ontstaan door het opnemen of afstaan van elektronen
  • metaalionen staat af --> positief ion
  • niet-metaalionen neemt op --> negatief ion 
  • ieder zout heeft minimaal 1 positief en 1 negatief ion. 

Slide 7 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde ionen
  • ionen kunnen bestaan uit 1 atoomsoort of uit meerdere atoomsoorten
  • vb: K+ enkelvoudig ion
  • vb: OH- samengesteld ion 
  • Lading van ionen is een gegeven 
  • Sommige positieve ionen kunnen meerdere ladingen hebben: met romeinse cijfers wordt aangegeven welke lading het heeft. Vb: ijzer(II)ion = Fe2+
BINAS 40A,45A en 66B

Slide 8 - Slide

Onthoud!
Ionen hebben een lading, zouten zijn neutraal!

Er moeten altijd evenveel positieve lading als negatieve lading zijn om een zout te maken. 
 

Slide 9 - Slide

Stappenplan verhoudingsformules
  1. Naam zout noteren
  2. Daaronder ionformules opschrijvenHAAKJES
  3. Verhouding bepalen (totale lading 0)
  4. Verhoudingscijfer = index

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Wat is de zoutformule van natriumchloride?
  1. Natriumchloride
  2. Na+              Cl-

  3. 1 plus en 1 min dus verhouding: van beide 1
  4. NaCl (index 1 schrijven we niet op)


Slide 11 - Slide

Samen oefenen
Wat is de zoutformule van ijzer(II)-bromide? 
  1. Naam
  2. Ionen
  3. Verhouding bepalen
  4. Formule opschrijven

Slide 12 - Slide

Nu jullie! Bepaal de formule van natriumoxide.

Slide 13 - Open question

Verhoudingsformule samengestelde ionen
  1. Naam zout noteren
  2. Daaronder ionformules opschrijven 
  3. Verhouding bepalen (totale lading 0)
  4. Verhoudingscijfer = index
  5. Heb je een samengesteld ion meer dan 1x? Dan zet je haakjes om dat ion. 

Slide 14 - Slide

Geef de formule van aluminiumsulfaat
  1. aluminiumsulfaat
  2. Al3+ en SO42-
  3. 2 x Al3+ (6+) en 3 x SO42- (6-)
  4. Al2(SO4)3

Slide 15 - Slide

Deze les

  • Introductie hoofdstuk 3
  • Studieplanner periode 2

  • Uitleg 4.1 deel 1 
  • Maken 1, 3, 6 en extra oefenblad


Slide 16 - Slide