Hoofdstuk 32: Introductie tot dierendiversiteit

Hoofdstuk 32: Introductie tot dieren diversiteit
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieHBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 32: Introductie tot dieren diversiteit

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
32.1.:Je kan de verschillende fasen van de vroege ontwikkeling van een embryo beschrijven en uitleggen

32.2: Je kan de 4 tijdperken benomen met de organismen die in dat tijdperk hun oorsprong hebben

32.3: Je kan dieren indelen in categorieën op basis van hun lichaamsplan.

32.4: Je kan fylogenetische groepen beschrijven op basis van de hun afstammingslijnen.


Slide 2 - Slide

Leerdoel

32.1.:Je kan de verschillende fasen van de vroege ontwikkeling van een embryo beschrijven en uitleggen

Slide 3 - Slide

Waarin onderscheiden dieren zich van andere organismen?

  • Dieren kunnen niet alle organische moleculen zelf opbouwen. Ze moeten ze dus eten.
  • Stevigheid komt van buiten de cel
  • Weefsels zoals spieren en zenuwen staan centraal in de levensstijl 

Slide 4 - Slide

Voortplanting: Uniforme ontwikkeling bij alle dieren 
Zygote
Achtcellig stadium
Blastula
Gastrula

Slide 5 - Drag question

Voortplanting en ontwikkeling
  • Meeste dieren planten zich geslachtelijk voort. 
  • Sommige dieren ondergaan metamorfose. 
  • Homeo boxen en Hox-genen: DNA sequenties die eiwitten maken die genexpressie reguleren bij dierlijke embryo's en genen die morfologie beïnvloeden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Leerdoel

32.2: Je kan de 4 tijdperken benomen met de organismen die in dat tijdperk hun oorsprong hebben

Slide 8 - Slide

Geschiedenis van dieren
>700 miljoen jaar geleden: ontstaan eerste dieren
Eencelligen >>>> meercelligen
Celcommunicatie belangrijk
Mogelijke zustergroep zijn de choanoflagellaten (protisten) bij ontstaan van dieren. Aangetoond door eiwitdomeinen met elkaar te vergelijken:  veel overeenkomsten

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Neoproterozoïcum 

  • (1 miljard - 541 miljoen jaar geleden)
  • Ediacaran-biota: macroscopische, meestal zachte, meercellige eukaryoten
  • In zee

Slide 11 - Slide

Paleozoïcum
  • 541 - 252 miljoen jaar geleden
  •  Golf van diversificatie = Cambrische explosie
  • Eerste grote, harde dieren
  • Eerste bilaterianen met compleet spijsverteringsorgaan
  • Afname ediacaran-biota
  • Ook perioden met massa-extinctie
  • Eerste geleedpotigen aan land, daarna ook gewervelden (in presentatie van Sofie staat dat reptielen als eerste aan land komen H25) 

Slide 12 - Slide

Mesozoïcum            
  • 252 - 66 miljoen jaar geleden
  • Sommige reptielen terug naar zee
  • Ontwikkeling van vogels
  • Ontstaan grote en kleine dino's 
  • Eerste zoogdieren (nachtelijke insecteneters)
  • Veel diversiteit in angiospermen (bloeidende planten) en insecten 

Slide 13 - Slide

Cenozoïcum
  • 66 miljoen jaar geleden tot nu
  • Massa-extincties van land- en zeedieren (dino's en mariene reptielen)
  • Eerste grote zoogdieren
  • Afkoeling wereldklimaat
  • Eerste primaten

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Leerdoel


32.3: Je kan dieren indelen in categorieën op basis van hun lichaamsplan.

Slide 16 - Slide

Symmetrie

Slide 17 - Slide


A
Radiaal symmetrisch
B
Bilateraal symmetrisch

Slide 18 - Quiz

Triploplastisch en diploplastisch

Ectoderm: vormt later de huid en het zenuwstelsel.

Endoderm: vormt later het spijsverteringsstelsel en de inwendige organen.

Mesoderm: vormt later het bloed, het skelet, de spieren, het bindweefsel en het urineweg stelsel.



Slide 19 - Slide

Lichaamsholtes


Coelom: Lichaamsholte tussen Mesoderm weefsels


Hemocoel: Lichaamsholte tussen endoderm en mesoderm weefsels


Compact: geen lichaamsholte.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide


A
protostomia
B
deuterostomia

Slide 22 - Quiz

Leerdoel


32.4: Je kan fylogenetische groepen beschrijven op basis van de hun afstammingslijnen.

Slide 23 - Slide

Zijn de leerdoelen behaald?
32.1.:Je kan de verschillende fasen van de vroege ontwikkeling van een embryo beschrijven en uitleggen
 

32.2: Je kan de 4 tijdperken benomen met de organismen die in dat tijdperk hun oorsprong hebben

32.3: Je kan dieren indelen in categorieën op basis van hun lichaamsplan.

32.4: Je kan fylogenetische groepen beschrijven op basis van de hun afstammingslijnen.


Slide 24 - Slide