This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 1
Slide 1 - Slide
Welke fase uit de internationale arbeidsverdeling past het best bij China?
A
Ontwerpen
B
Produceren
C
Verkoop en vervoer
Slide 2 - Quiz
Wat is internationale arbeidsverdeling?
A
verdeling van werk over china
B
verdeling van de werknemers
C
Het ontwerpen van een product
D
verdeling van werk over verschillende landen
Slide 3 - Quiz
voedseltekort
Geen elektriciteit
Slechte verbinding
Geen stromend water
Werkgelegenheid
Ruimte ontspanningsmogelijkheden
Betere gezondheidszorg
Betere huisvestiging
Push-factoren (Afstotingsfactoren)
Pull factoren (Aantrekkingsfactoren)
Slide 4 - Drag question
Wat betekent Hukou?
A
Dat je moet wonen op de plek waar je bent geboren
B
Dat je maar 1 kind mag krijgen
C
Dat je alleen mag verhuizen naar het binnenland
D
Dat je ergens anders gaat wonen dan waar je bent geboren
Slide 5 - Quiz
Waarom zijn in China de Speciale Economische Zone's vooral aan de oostkust gelegen?
A
Daar is het klimaat gunstig voor de industrie
B
Daar zijn de grondprijzen het goedkoopst
C
Daar zijn havens, dus kan er makkelijk transport plaatsvinden
D
Dat heeft de overheid nu eenmaal zo besloten
Slide 6 - Quiz
Waarom werden SEZ (speciale economische zones) rond 1980 aangelegd in China?
A
Om de buitenlandse handel te bevorderen en daarmee de eigen economie.
B
Om de interne concurrentie te bevorderen.
C
Het hoofddoel was vissersdorpen te moderniseren.
D
Het was een economische droom van staatsman Mao Zedong.
Slide 7 - Quiz
Wat is een speciale economische zone?
A
Een open plek in China waar je speciaal naar toegaat om te handelen
B
Een open plek in China waar buitenlandse bedrijven zich mogen vestigen.
C
Een open plek in China waar buitenlandse bedrijven mogen handelen
D
Een open plek in China waar je geen milieuregels hebt.
Slide 8 - Quiz
Er is een groeiende welvaartskloof tussen de stad en het platteland in China. Schrijf de letter op van de juiste zin.
A
Mensen in de stad worden langzaam armer, en mensen op het platteland worden rijker.
B
Mensen in de stad worden langzaam rijker, maar mensen op het platteland worden sneller rijk.
C
Mensen op het platteland worden langzaam armer, en mensen in de stad worden rijker.
D
Mensen op het platteland worden langzaam rijker, maar mensen in de stad worden sneller rijk.
Slide 9 - Quiz
Het urbanisatietempo in China ligt hoger dan in Nederland.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
China heeft een communistische regering
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Wat houdt 'verchinezen' in?
A
Andere bevolkingsgroepen naar oosten van China halen
B
de Han-Chinezen beter verdelen dus ook naar het westen migreren
C
Chinezen laten migreren naar de rest van de wereld
D
Chinezen moeten meer traditioneel Chinees eten
Slide 12 - Quiz
Welke zin is fout?
A
De drijvende bevolking in China bestaat uit migranten.
B
De smog in Beijing is een grote natuurramp voor de stad.
C
Het urbanisatietempo in China is hoog.
D
China is geen lagelonenland en ook geen rijk land, maar een opkomend land
Slide 13 - Quiz
Wat zijn de gevolgen van de bevolkingspolitiek in China?
A
Migratie werd gestimuleerd naar het oosten van het land.
B
Daling geboortecijfer en vergrijzing.
C
Stijging van de vruchtbaarheid en vergrijzing.
D
De eenzaamheid onder jongeren nam af.
Slide 14 - Quiz
Wat is bevolkingspolitiek?
A
Eenkindpolitiek
B
Maatregelen om het aantal en de spreiding
van de bevolking te beïnvloeden.
C
Vergrijzing
D
Maatregelen om de spreiding
van de bevolking te beïnvloeden.
Slide 15 - Quiz
Wat voor bevolkingsdiagram zie je hier?
A
Urn
B
Piramide
C
Granaat
D
Cilinder
Slide 16 - Quiz
Welke bevolkingsdiagram zou van China kunnen zijn?
A
De eerste diagram
B
De tweede diagram
Slide 17 - Quiz
Iemand doet twee uitspraken: I het reliëf van China lijkt op een trap met drie treden aflopend van hoog in het oosten naar laag in het westen. II De berggebieden en woestijngebieden zijn dunbevolkt.