Deze persoon wordt uitgebreid beschreven. Je leert deze persoon van binnenuit kennen.
Deze persoon heeft een belangrijkprobleem of een opdracht of een doel.
Slide 9 - Slide
Opdracht 2 (5 minuten)
Beschrijf de karaktereigenschappen van deze persoon. Hoe is deze persoon? Noteer minstens 5 eigenschappen.
Je mag ook andere karaktereigenschappen kiezen.
aardig
gemeen
bescheiden
brutaal
zelfverzekerd
onzeker
verlegen
vrij
eigenwijs
gehoorzaam
piekert veel
zorgeloos
agressief
gevoelig
open, spontaan
gesloten, geremd
eerlijk
oneerlijk
snel in paniek
kalm
angstig
dapper
sportief
onsportief
opvliegend
beheerst zichzelf
afhankelijk
onafhankelijk
Slide 10 - Slide
Opdracht 3 (5 minuten)
Noteer drie dingen die jouw personage leuk vindt om te doen (hobby, sport, met vrienden op pad gaan, gitaarspelen enz.)
Noteer drie dingen die je personage vreselijk vindt of die het personage eng vindt.
timer
5:00
Slide 11 - Slide
Opdracht 4 (10 minuten)
Verzin een korte situatie waarbij je hoofdpersoon op zijn gemak is. Hij is bijvoorbeeld thuis, in de tuin, op zijn kamer en is bezig met zijn hobby enz.
Opeens gaat de deurbel en daar staat er een politieagent voor de deur.
Wat is er gebeurd? Wat voelt de hoofdpersoon en hoe reageert hij op de
komst van deze agent?
Houd rekening met de gekozen karaktereigenschappen.
timer
10:00
Slide 12 - Slide
Opdracht 5 (15 minuten)
Jouw personage komt in contact met een personage van degene die naast je zit.
Overleg samen hoe dit gebeurt en wat het gevolg is van deze kennismaking.
Noteer wat er gebeurt en wat ze met elkaar bespreken.
Uiteraard past hetgeen je vertelt bij het karakter van jouw personage.
timer
15:00
Slide 13 - Slide
Je hebt nu twee fragmenten van een verhaal geschreven.
1. De politie is aan de deur geweest, wat veroorzaakt dat?
2. Je personage leert een ander personage kennen, wat heeft dat voor
gevolgen?
Jullie lezen de fragmenten voor.
Slide 14 - Slide
Ben je niet aan de beurt geweest, dan lees je de volgende les voor.