Talent Vakboek H5.11 Verbanden en signaalwoorden

H5.11
Verbanden 
en signaalwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

H5.11
Verbanden 
en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Tekstverbanden en signaalwoorden horen bij elkaar.
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 3 - Quiz

Bij welk tekstverbanden horen de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
reden

Slide 4 - Quiz

Kies het goede antwoord.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben

Slide 5 - Quiz

De signaalwoorden eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
Opsommend
B
Tegenstellend
C
Chronologisch

Slide 6 - Quiz

Het volgende signaalwoord / de volgende signaalwoorden horen bij tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'met als gevolg'?
A
oorzaak-gevolg
B
doel-middel
C
tijd
D
tegenstelling

Slide 8 - Quiz

Wat is een signaalwoord van een voorwaardelijk tekstverband?
A
echter
B
daarmee
C
namelijk
D
mits

Slide 9 - Quiz

Het signaalwoord wanneer kan zowel een voorwaardelijk als een chronologisch verband aangeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Het signaalwoord 'al met al' hoort bij...
A
Tijd (Chronologie)
B
Conclusie
C
Reden
D
Voorwaarde

Slide 11 - Quiz

Het signaalwoord 'want' kondigt een ......... aan
A
argument
B
mening
C
conclusie

Slide 12 - Quiz