Basis/Kader 2 les 6

• Duits
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Wat heb je in de les nodig

                     Werkboek B, schrift , pen, laptop 

                     Pak een leesboek en een     
                     woordenboek

LESE  ECKE

Pak een boek en een woordenboek

In je schrift

datum, titel

4  woorden Duits die je nog niet kent en zoek de
Nederlandse betekenins in het woordenboek,

Schrijf de Duitse/Nederlandse woorden in je schrift

Duits B/K 2 les 6

Doel van deze les  .. Lezen

Je bent begonnen met het lezen van jouw tweede book voor Duits. 

Je begrijpt globaal de inhoud.

Doel van de les....... 

Je weet wat je al kent van hoofdstuk 6 (Freizeit).

Je weet wat je nog moet leren van hoofdstuk 6 (Freizeit).

Je hebt een plan gemaakt hoe je wilt voorbereiden op de toets.

Je hebt al geoefend met de "Sprachmittel" uit hoofdstuk 6.

                                                       Nodig in de les:  Werkboek, schrift markeerstift, pen, laptop 

Voorbereiding op de toets van HS 6
Wat weet je al?

Wij gaan nu een kleine kennistoets maken.

Dit ter voorbereiding op de hoofdstuktoets.

Alle onderwerpen van de toets kommen nu aan bod!

Maak ook aantekeningen in je schrift, zodat je weet wat je thuis moet leren.

Auf gehts! Viel Erfolg!!!!!!!

Wat is het Duitse woord voor ...
paardrijden

1. Pferden
2. Pferd reiten
3. reiten
4. beiben

Volgende

Schleepvraag : "Woordenschat"

Oefenen: Werkboek B, Lernliste Nederlands/Duits

De woorden moet je straks in Duits goed kunnen schrijven. Let op gebruik van hoofdletters!

Gitarre

das Klavier

einfach

schwierig

langweilig

gitaar

de piano

makkelijk

moeilijk

saai

Inzicht vraagen

Let op! eerst het woord in het Duits vertalen en dan de zin compleet maken.

Welk woord hoort in die zin?

Oefening: Werkboek B, B Wortschatzopdrachten of online

Meine Eltern ___________ jeden Freitag abend.
(dansen, drumstel, leuk)

Betekeniswoorden (Duits/Nederlands)

Wat betekenen de dikgedrukte woorden in het Nederlands?

Oefening: Lernliste Nederlands/ Duits

Motorrad fahren ist leider sehr

teuer.

1. gevaarlijk
2. droom
3. want
4. duur

Een gesprek uitwerken

Je krijgt een gesprek in het Nederlands en moet het uitwerken in het Duits.

Oefening: Sprachmittel

Je vraagt in het Duits aan Elisa wat haar Hobby is.

Hoe kunnen wij ons
tijdens de les
voorbereiden
op de toets?

Wat voor huiswerk
moet ik opgeven ter
voorbereiding op de toets?

Hoe kan ik je helpen
om je voor te bereiden
op de toets?

Hausaufgabe

Wat stel je voor?

Hoe vond je de les?

😒🙁😐🙂😃