What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen met zinsontleding (herhaling)
Zinsontleding herhaling
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zinsontleding herhaling
Slide 1 - Slide
Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.
Slide 2 - Slide
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
wandelt
C
Elise
D
avondvierdaagse
Slide 3 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Sam is vandaag tot 14:05 uur naar school geweest.'
A
Sam
B
vandaag
C
is
D
geweest
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Wie heeft er een pizza gegeten?'
A
Wie
B
heeft
C
een pizza
D
gegeten
Slide 5 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.'
A
Mijn broertje
B
door
C
een rood verkeerslicht
D
rijdt
Slide 6 - Quiz
Persoonsvorm
Slide 7 - Slide
Persoonsvorm
1. De tijdproef
2. De vraagproef
3. Enkelvoud/meervoud
Slide 8 - Slide
Wat is het onderwerp?
'De bal vloog door het raam.'
A
De bal
B
Het raam
C
Vloog
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp?
'Samen met Jan ben ik gaan zwemmen.'
A
Jan
B
Ik
C
Samen met Jan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp?
'Susan gaf Lies een cadeautje.'
A
Lies
B
een cadeautje
C
Susan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.
Slide 11 - Quiz
Onderwerp
Slide 12 - Slide
Onderwerp
Vind eerst de persoonsvorm.
Daarna stel je de vraag: Wie (of wat) + persoonsvorm?
Slide 13 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Slide 14 - Slide
Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
Bij scheidbare werkwoorden horen alle stukjes van het werkwoord bij het werkwoordelijk gezegde.
Slide 15 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Zal Simone zondag haar verjaardag vieren?'
Slide 16 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik eet een banaan.'
Slide 17 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Josefien heeft een fiets gestolen.'
Slide 18 - Open question
Lijdend voorwerp
Slide 19 - Slide
Lijdend voorwerp
Stel de vraag: wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.
Slide 20 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'
A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 21 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'
A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal
Slide 22 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp
Slide 23 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
'Hij heeft de buren uitgenodigd voor het feest.'
A
Hij
B
de buren
C
uitgenodigd
D
het feest
Slide 24 - Quiz
Meewerkend voorwerp
Slide 25 - Slide
Meewerkend voorwerp
Stel de vraag: Aan (of voor) wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Het antwoord op die vraag is het meewerkend voorwerp.
Slide 26 - Slide
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Johan gaf zijn vriendin een nieuw horloge.'
A
Johan
B
een nieuw horloge
C
zijn vriendin
D
gaf
Slide 27 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
'Bram schonk een glas cola voor Rik in.'
A
Bram
B
voor Rik
C
in
D
een glas cola
Slide 28 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
'De boekhandelaar heeft hem dat boek voor niets gegeven.'
A
hem
B
De boekhandelaar
C
voor niets
D
dat boek
Slide 29 - Quiz
Vragen?
Ik zal de oefenvragen uitdelen. Als je daar nog niet mee klaar was, kun je die afmaken en ik zet de antwoorden op Teams.
Slide 30 - Slide
Einde les
Slide 31 - Slide
Leg uit hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.
Slide 32 - Open question
Hoe kun je het onderwerp in de zin vinden?
Slide 33 - Open question
Wat is het werkwoordelijke gezegde?
Slide 34 - Open question
Hoe kun je het lijdend voorwerp vinden?
Slide 35 - Open question
Welke vraag kun je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?
Slide 36 - Open question
More lessons like this
Zinsontleden
May 2024
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
March 2025
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
28 days ago
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden
27 days ago
- Lesson with
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden 1a
January 2025
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden OP oefenen
January 2025
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Zinsontleden herhalen leerjaar 2 VMBO + meewerkend voorwerp
March 2025
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2
Grammatica: redekundig ontleden (zinsdelen)
30 days ago
- Lesson with
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo, havo
Leerjaar 1,2