Quiz Geletterdheid (Kern H1)

Quiz 
Geletterdheid
 (Kern H1)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Quiz 
Geletterdheid
 (Kern H1)

Slide 1 - Slide

Als je letterkennis hebt, ben je een
A
alfabet
B
alfabetweter
C
alfabeet
D
meneer Koopman

Slide 2 - Quiz

Hoeveel woorden kent de gemiddelde leerling van jouw leeftijd
A
1.000
B
3.000
C
16.000
D
60.000

Slide 3 - Quiz

Hoe breid je jouw woordenschat uit?
A
opletten op school
B
gesprekken buiten school
C
informatie lezen en luisteren op internet
D
informatie lezen in boeken

Slide 4 - Quiz

Wie is wat?
Geletterd
Digitaal geletterd
Gecijferd

Slide 5 - Drag question

Welke hoort er NIET bij?
Je bent digitaal geletterd als je
A
snapt hoe computers werken
B
je weg op internet kan vinden
C
weet of een website betrouwbaar is
D
aan je kinderen moet vragen hoe de printer werkt

Slide 6 - Quiz

'Context' is
A
de rest van de zin of tekst
B
een popgroep
C
een nooduitgang
D
een tatoeage op je billen

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN woordraadstrategie?
A
uitleg in de zin (ervoor/erna) lezen
B
een woordenboek gebruiken
C
synoniem in de buurt
D
je kent een gedeelte

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN woordraadstrategie?
A
het lijkt op een ander woord
B
er is een tegenstelling in de buurt
C
synoniem in de buurt
D
het aan je ouders vragen

Slide 9 - Quiz

Een synoniem van 'huis' is:
A
honing
B
koning
C
woning
D
kroning

Slide 10 - Quiz

De tegenstelling van rijk is:
A
arm
B
been
C
skeer
D
blut

Slide 11 - Quiz

Een samenstelling is
A
beloning
B
strafwerk
C
regel
D
onderzoek

Slide 12 - Quiz

Wat is GEEN begrip bij Nederlands?
A
leesdoel
B
leerdoel
C
stoel
D
betekenis

Slide 13 - Quiz

Wat doe je bij verkennend lezen?
A
titel bekijken
B
titel en inleiding lezen
C
bekijk titel, inleiding en tussenkopjes
D
bekijk titel, inleiding, tussenkopjes en afbeeldingen

Slide 14 - Quiz

Waarom lees je een tekst verkennend?
A
weten waar de tekst over gaat
B
voorkennis activeren om de tekst beter te begrijpen
C
de tekst begrijpen
D
om je weg in een tekst te vinden

Slide 15 - Quiz

Waarom lees je een tekst intensief?
A
om te weten waar de tekst over gaat
B
om voorkennis te activeren zodat je de tekst beter begrijpt
C
om de tekst te begrijpen
D
om het antwoord op een vraag te vinden

Slide 16 - Quiz

Waarom lees je een tekst studerend ?
A
om de informatie te onthouden
B
om voorkennis te activeren zodat je de tekst beter begrijpt
C
om de tekst te begrijpen
D
om het antwoord op een vraag te vinden

Slide 17 - Quiz

Waarom lees je een tekst zoekend ?
A
om de informatie te onthouden
B
om voorkennis te activeren zodat je de tekst beter begrijpt
C
om de tekst te begrijpen
D
om het antwoord op een vraag te vinden

Slide 18 - Quiz

Combineer!
intensief
studerend
zoekend
scan de tekst op gekozen trefwoorden
bedenk vragen bij de tekst
lees de tekst goed van begin tot eind

Slide 19 - Drag question

- minimaal 5 vragen voor de toets opschrijven (+ antwoord)
- leren voor de toets (p. 8-19+28)
- lezen in je boek
- aan de slag met de opdrachten op pagina 20-23

Slide 20 - Slide