Taal woordenschat PIT
1 / 13
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat betekent 'de avond valt'?
A
Het is bijna licht
B
Het is bijna donker.
C
Het is een korte nacht
D
Het is 's nachts slecht weer.
Slide 2 - Quiz
Wat betekent 'voetje voor voetje'?
A
balanceren
B
Heel snel lopen
C
Heel langzaam lopen
D
Leren lopen
Slide 3 - Quiz
Wat betekent 'je slag slaan'
A
De bal heel ver weg slaan
B
De kans die je krijgt benutten
C
De hoofdprijs winnen
D
Iemand een klap geven
Slide 4 - Quiz
Wat betekent 'smokkelen'
A
Iemand die iets smokkelt
B
Verboden toegang
C
Spullen stiekem een land binnenbrengen
D
Heel erg zwaar
Slide 5 - Quiz
Welk woord hoort bij 'je komt dichterbij'?
A
Meenemen
B
Smokkelen
C
De maatregel
D
Naderen
Slide 6 - Quiz
Welk woord hoort bij 'met moeite, nog maar net'?
A
Amper
B
De wacht houden
C
Minimaal
D
Twijfelen
Slide 7 - Quiz
Welk woord hoort bij 'de wacht houden'?
A
De steeg
B
Bewaken
C
Volledig
D
Kweken
Slide 8 - Quiz
Welk woord past niet bij de douane?
A
Het koffer
B
De controle
C
Het vliegveld
D
De schemering
Slide 9 - Quiz
Welk woord past niet bij het voedsel?
A
de boerenkool
B
De krop
C
de pasta
D
iemand ophouden
Slide 10 - Quiz
Wat is de betekenis van het woord: de persoon.
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Hoe ging het deze les?
😒🙁😐🙂😃
