Herhalingsstof - les 6

1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Dagopening
  • Prononciation
  • Parler
  • Socrative
  • Lire
  • Bezittelijk voornaamwoord
  • Maxitaal.net/mv 
  • Devoirs

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Dagopening
Van sommige herinneringen van heel vroeger weet ik niet meer of het echt was of niet. Zo heb ik één herinnering aan mijn overgrootvader. We waren bij hem in het bejaardenhuis. Ik hoorde het geluid van de kermis in de verte. En de stem van zijn dochter, mijn oma dus. Het probleem is dat ik niet weet of dit daadwerkelijk gebeurd is, of dat het alleen een gedachte is. Dit is het enige wat ik nog weet van mijn overgrootvader. Is het dan wel een herinnering?





Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Vragen
-Wat deed je vroeger graag en doe je nu niet meer?
-Welke herinnering zou je graag nog een keer overdoen?





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Objectifs
  • Ik kan mijzelf en mijn familieleden voorstellen.
  • Ik kan tot 100 tellen in het Frans.
  • Ik kan vertellen welke dag, welke datum en hoe laat het is.
  • Ik kan vertellen hoe mijn schooldag eruit ziet.

  • Ik kan het werkwoord avoir vervoegen.
  • Ik kan het werkwoord être vervoegen.
  • Ik kan regelmatige werkwoorden op -er vervoegen.





Slide 5 - Slide

This item has no instructions

la prononciation

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

prononciation
é  =  ee  -> café, électricité
er = ee -> parler, donner, chercher
ez = ee -> chez, vous parlez

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

prononciation
è   =  e (het)  ->  père, frère, mère, collège
ê  =   e (het)  ->  tête, fenêtre
ai =   e (het)  ->  aimer, mais, anglais

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

prononciation
(e)au   = oo  ->  cadeau, aussi
qu        = k     ->   qui, que, quand, la physique, monique
oi         = wa  ->  trois, moi, toi, histoire
ou       =  oe  ->   bonjour, vous, nous, pour
ui        = wie ->   je suis, oui, 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

opdracht
  • tweetallen
  • kies een woordenlijst (A, B, C of D)
  • lees om de beurt een woord/zin voor
  • help elkaar bij de uitspraak 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

parler
Répond aux questions en phrases complètes.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

www.socrative.com
A9AF5F4

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Lire

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Je m'appelle Jessica
Je m’appelle Jessica. Je suis une fille, je suis française et j’ai treize ans. Je vais à l’école à Nice, mais j’habite à Cagnes-Sur-Mer. 
J’ai deux frères. Le premier s’appelle Thomas, il a quatorze ans. Le second s’appelle Yann et il a neuf ans. Mon papa est italien et il est fleuriste. Ma mère est allemande et est avocate. 
Mes frères et moi parlons français, italien et allemand à la maison. Nous avons une grande maison avec un chien, un poisson et deux chats.



Slide 14 - Slide

Hoe oud is Jessica?
Hoeveel broers heeft Jessica.
Wat kun je over de ouders van Jessica vertellen?
Welke talen spreekt Jessica?
Welke huisdieren heeft Jessica?

Aujourd’hui, on est samedi, nous rendons visite à notre grand-mère. Elle a 84 ans et elle habite à Antibes. J’adore ma grand-mère, elle est très gentille. Elle fait des bons gâteaux.

Lundi, je retourne à l’école. Je suis contente, je vais voir Amélie. C’est ma meilleure amie. J’aime beaucoup l’école. Mes matières préférées sont le français et le sport. J’aime beaucoup lire et je nage très bien.


Slide 15 - Slide

Wat gaat Jessica vandaag doen?
Wie is Amélie?
Wat zijn Jessica's lievelingsvakken?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

                           mnl ev             vrl ev                mv
mijn                  mon                 ma                    mes
jouw                 ton                    ta                      tes
zijn/haar         son                   sa                      ses
onze                 notre                notre               nos
uw/jullie          votre                votre                vos
hun                   leur                   leur                  leurs

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen
Het bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

C'est (onze) ... chien.
A
leur
B
notre
C
nos
D
votre

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

(Mijn) ... père s'appelle Tobias.
A
Mon
B
Ma
C
Ton
D
Ta

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Ma soeur cherche (haar) ... clés.
A
son
B
sa
C
ses
D
tes

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Mon frère cherche (haar) ... clés.
A
son
B
sa
C
ses
D
tes

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Vertaal:
mijn broer, mijn zus, mijn ouders

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Vertaal:
hun broer, hun zus, hun ouders

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Chanson
  • Gatentekst
  • Luister naar het liedje en lees mee.
  • Zet de woorden op de juiste plek in de tekst.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Devoirs
vrijdag 14 april:    
toets woorden en zinnen A t/m D + werkwoorden E + kloktijden


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

www.maxitaal.net/mv
-la famille
-les nombres
-les heures
-les jours et les mois
-le collège
-avoir
-être
-avoir et être

-> stuur een schermafbeelding via Teams en laat weten welke attribuut je  kiest 
     (minimaal 20 goed)



Slide 29 - Slide

This item has no instructions

www.maxitaal.net/extra
-leesteksten
-luisterfragmenten



Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Les objectifs
  • Ik kan mijzelf en mijn familieleden voorstellen.
  • Ik kan tot 100 tellen in het Frans.
  • Ik kan vertellen welke dag, welke datum en hoe laat het is.
  • Ik kan vertellen hoe mijn schooldag eruit ziet.

  • Ik kan het werkwoord avoir vervoegen.
  • Ik kan het werkwoord être vervoegen.
  • Ik kan regelmatige werkwoorden op -er vervoegen.





Slide 31 - Slide

This item has no instructions