Uitdagingstraject: Bouwstenen van organismen

Bouwstenen van organismen
1 / 42
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Bouwstenen van organismen

Slide 1 - Slide

Wat weten we al? 
We herhalen de bouwstenen van materie.

We herhalen het verschil tussen levend, levenloos en dood.


Slide 2 - Slide

een schedel van een vos
een meikever
een waterval
levend
dood
levenloos

Slide 3 - Drag question

Stoffen zijn opgebouwd uit moleculen. Hoeveel soorten moleculen herken je?
A
één soort moleculen
B
twee soorten moleculen
C
drie soorten moleculen
D
negen soorten moleculen

Slide 4 - Quiz

Uit hoeveel atomen bestaat één molecule water?
A
uit één atoom
B
uit twee atomen
C
uit drie atomen

Slide 5 - Quiz

Kies alle passende
stellingen.
A
Deze molecule bevat drie soorten atomen.
B
Deze molecule bevat 10 atomen in totaal.
C
Deze molecule bevat 9 atomen in totaal.
D
Deze molecule bevat 2 atomen koolstof.

Slide 6 - Quiz

Welke doelen behandelen we? 
  • We ontdekken de verschillende organisatieniveaus binnen dierlijke organismen.
  • We ontdekken de verschillende organisatieniveaus binnen plantaardige organismen. 
  • We ontdekken het proces van de celademhaling


Slide 7 - Slide

Onderzoeksvraag 1
Wat is het kleinste levende bouwsteentje van een organisme? 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

We onthouden...
De cel is het kleinste levende bouwsteentje van een organisme. 

Een levende cel is opgebouwd uit levenloze stoffen, namelijk moleculen. 

Slide 10 - Slide

Maak de volgende oefeningen in je werkboek van HOEZO 1:

  • op pagina 163 oefening 1
  • op pagina 164 oefening 2

Slide 11 - Slide

Onderzoeksvraag 2
Wat is het verschil tussen macroscopisch en microscopisch? 

Slide 12 - Slide

microscopisch = zichtbaar met een microscoop
macroscopisch = zichtbaar met het blote oog

Slide 13 - Slide

macroscopisch
microscopisch

Slide 14 - Drag question

Opdracht 1
Maak opdracht 1 in de werkbundel met behulp van de website op de volgende slide. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Werken met de microscoop
Bekijk de video op de volgende slide. 

Leer de onderdelen van de microscoop kennen samen met hun functie. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Opdracht 2
Maak het werkblad in de bundel over de delen van de microscoop. 

Bekijk vervolgens de video die je toont hoe je met een microscoop werkt. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Werken met de microscoop
Probeer het nu eens zelf. 
Kom een microscoop halen samen met een doosje vol preparaten. 
Probeer het beeld scherp te stellen met de verschillende objectieven. 


Slide 21 - Slide

Maak de volgende oefeningen in je werkboek van HOEZO 1:

  • op pagina 165 oefening >4
  • op pagina 167 oefening >>5 en >>7

Slide 22 - Slide

Onderzoeksvraag 3
Wat zijn de microscopisch bouwstenen van een organisme? 
deelonderzoeksvragen: 
- Hoe zijn cellen opgebouwd? 
- Hoe groeperen cellen zich tot weefsels en organen? 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

de cel
= het kleinste levende bouwsteentje

= bestaat uit kleinere celonderdelen of organellen

= verschil tussen een dierlijke cel en een plantaardige cel. 

Slide 25 - Slide

de dierlijke cel
de dierlijke cel

Slide 26 - Slide

DE CELKERN
= een herkenbaar bolvormig donkergekleurd celorganel
FUNCTIE
  1.  coördineert de werking van de cel 
  2. bevat erfelijke kenmerken van het organismen (DNA)

Slide 27 - Slide

HET CELMEMBRAAN
= een dun vliesje rondom het cytoplasma
FUNCTIE
  1.  is de celbegrenzing
  2. regelt het transport van stoffen in en uit de cel

Slide 28 - Slide

HET CYTOPLASMA
= een geleiachtige vloeistof waarin verschillende celorganellen voorkomen
FUNCTIE
de celvloeistof die opgeloste stoffen voor de cel bevat. 

Slide 29 - Slide

DE MITOCHONDRIËN
= heel kleine korrels in het cytoplasma
FUNCTIE
hier gebeuren stofomzettingen waarbij glucose (suiker) wordt verbrand en er energie vrijkomt. 

Slide 30 - Slide

de plantaardige cel
de plantaardige cel

Slide 31 - Slide

gelijkenissen met de dierlijke cel
Alle celorganellen van de dierlijke cel komen ook voor in de plantaardige cel: de celkern (1), het celmembraan (2), het cytoplasma (3) en de mitochondriën (4). 
Ze hebben extra onderdelen. 

Slide 32 - Slide

DE BLADGROENKORRELS
= grote, groene korrels in het cytoplasma van plantencellen
FUNCTIE
  1. geeft de plant een groene kleur
  2. Hier gebeuren stofomzettingen waarbij voedingsstoffen (glucose) voor de plant worden gevormd. 

Slide 33 - Slide

DE VACUOLE
= een blaasje gevuld met vocht dat de celinhoud tegen de celwand duwt

FUNCTIE
  1. opslaan van water en opgeloste stoffen
  2. geeft extra stevigheid aan de plant 

Slide 34 - Slide

DE CELWAND
= een dikke celbegrenzing opgebouwd uit cellulose

FUNCTIE
  1. zorgt voor de vorm van de plantencel
  2. geeft stevigheid aan de plant 

Slide 35 - Slide

Wat is het kleinste levende bouwsteentje van een organisme?
A
een cel
B
een orgaan
C
een molecule
D
een weefsel

Slide 36 - Quiz

celorganellen
van de dierlijke cel

Slide 37 - Mind map

Welk celorganel zorgt voor de stofomzetting waarbij glucose word verbrand?
A
een bladgroenkorrel
B
een celkern
C
een mitohondrium
D
een vacuole

Slide 38 - Quiz

Welk celorganel vinden we enkel terug in de plantaardige cel?
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de celkern
D
het cytoplasma

Slide 39 - Quiz

Welk celorganel herken je bij
nummer 2
A
de bladgroenkorrels
B
de celkern
C
de vacuole
D
het cytoplasma

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video