1.4 Chromosomen

programma week 38.1
  1. Terugblik 
  2. Lezen
  3. Uitleg 1.4
  4. Zelfstandig werken
  5. Afsluiting
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

programma week 38.1
  1. Terugblik 
  2. Lezen
  3. Uitleg 1.4
  4. Zelfstandig werken
  5. Afsluiting

Slide 1 - Slide

Terugblik 

Slide 2 - Slide

Een weefsel is ...
A
.. een groep cellen met een zelfde bouw en functie
B
.. veel verschillende cellen die samenwerken
C
.. een groep cellen met een bepaalde bouw
D
.. een groep cellen in een weefsel

Slide 3 - Quiz

Bij welk orgaanstelsel horen de hersenen?
A
het bloedvatenstelsel
B
het verteringsstelsel
C
het zenuwstelsel
D
het ademhalingsstelsel

Slide 4 - Quiz

Welke cel onderdelen hebben plantaardige cellen en dierlijke cellen beide?
A
Alleen een celkern
B
celkern en cytoplasma
C
celkern, cytoplasma en celmembraan
D
celkern, cytoplasma, celmembraan, celwand

Slide 5 - Quiz

1.4 Chromosomen

Slide 6 - Slide

Doelstellingen
1.4.1 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.

Iedereen is anders. Dat komt doordat de erfelijke informatie in de celkernen bij iedereen anders is.

Slide 7 - Slide

Opdracht
Lezen werkboek blz. 26 + 27 (in stilte)
timer
6:00

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Organisatieniveau

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

chromosomen
In de celkern liggen chromosomen.

Chromosomen zijn opgebouwd uit  DNA en eiwit.

DNA bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 

Slide 12 - Slide

Elke lichaamscel heeft 23 paar chromosomen

Slide 13 - Slide

Karyogram 
chromosomen portret
  • Dit is een chromosomenportret
  • Mensen hebben 23 paren chromosomen.
  • Totaal 46 chromosomen.
  • De paren zijn gelijk, behalve de geslachtschromosomen  (bij de man XY en vrouw XX)

Slide 14 - Slide

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel gaat zich delen.




Slide 15 - Slide

Geslachtscel en Lichaamscel
  • Je kan het verschil noemen tussen een lichaamscel en een geslachtscel 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

wat
maken bs 1.4 opdracht 1 tm 7
Hoe
online, maar opdracht 3 maak je in je werkboek
Hulp
1) boek    2) medeleerling 3) docent
Tijd
 20 minuten
Klaar?
Oefen met de flitskaarten




timer
20:00

Slide 18 - Slide

Afsluiting

Slide 19 - Slide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 20 - Quiz

Elke gewone lichaamscel bevat
A
23 Chromosomen
B
34 Chromosomen
C
46 Chromosomen
D
92 Chromosomen

Slide 21 - Quiz

Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen

Slide 22 - Quiz

Chromosomen komen in paren voor in de geslachtscellen
A
klopt
B
klopt niet

Slide 23 - Quiz

Hoeveel chromosomen heeft een mens in een lichaamscel?
A
44
B
46
C
48
D
50

Slide 24 - Quiz

Katten hebben 38 chromosomen. Hoeveel chromosomenparen hebben ze dan?
A
23
B
19
C
46
D
76

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

Aan de slag!
Basisstof 4
- Opdrachten 1 t/m 5 maken/nakijken
- Nakijken/verbeteren basisstof 1, 2, 3.

Strijders
Opdracht 6

Klaar?
Lezen en begin maken aan basisstof 5


Slide 27 - Slide