Les 2 31-05-24

Le vendredi 31 mai
1 / 11
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 65 min

Items in this lesson

Le vendredi 31 mai

Slide 1 - Slide

Plan du cours
1. Les buts du cours
2. La prononciation des phrases
3. Le travail du jour (ensemble et en autonomie)
4. Les connecteurs (de signaalwoorden)
5. Heb je de doelen behaald? 

Slide 2 - Slide

1. Les buts du cours
Kennis:
-Je hebt de woordjes van apprendre 6 geoefend.
-Je kan zinnen in de imparfait maken. 

Spreekvaardigheid:
-Je kan kan zeggen hoe je je voelt en waarom.
-Je kan je karakter beschrijven.

Slide 3 - Slide

2. La prononciation des phrases
Prends ton livre à la page 123 et lis les phrases apprendre 7. 


Slide 4 - Slide

3. Le travail du jour
Travailler ensemble
Fais les exercices Parler:  22A+B(k)

Travailler en autonomie
Fais les exercices Écrire: 24A + 26 + 28 + 30 
Oefen met de signaalwoorden
Leren apprendre 8 + 9













timer
2:00

Slide 5 - Slide

3d. De signaalwoorden p.97
De signaalwoorden die een volgorde in de tekst aangeven:
d'abord (eerst), ensuite (vervolgens), enfin (uiteindelijk)

De signaalwoorden die een verband tussen tekstdelen geven:
aussi (ook), car (want), parce que (omdat), donc (dus), 
en plus (bovendien), mais (maar), pourtant (echter), si (als).

Slide 6 - Slide

3b. Grammaire II: Imparfait 
Je gebruikt deze tijd om te vertellen hoe iets was in het verleden. Volg de 3 stappen: 

1.  Neem de nous-vorm in de présent: Bijv.: nous chantons
2. Haal "ons" van het werkwoord af. Dit is de stam. Bijv.: chant-
3. Voeg de uitgangen van de imparfait aan de stam. 
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient.             "être" is een uitzondering.

Slide 7 - Slide

3c. Grammaire II: Imparfait
Onderwerp 
Uitgang 
Voorbeeld 
Je
- ais
Je parlais
Tu 
- ais
Tu parlais
Il / Elle / On 
- ait
Elle parlait
Nous
- ions
Nous parlions  
Vous 
- iez
Vous parliez 
Ils / Elles
- aient
Ils parlaient 

Slide 8 - Slide

4. Heb je de doelen behaald?
Kennis:
-Je kent een paar nieuwe de signaalwoorden.
-Je kan de -ir werkwoorden vervoegen (in de t.t).
-Je kan een zin in de imparfait schrijven .

Luistervaardigheid:
Je kan gesprekken en chansons begrijpen. 

Slide 9 - Slide

3a. Grammaire I: uitleg
De regelmatige werkwoorden op -IR. (Stam +uitgang). Rougir 
Je rougis
Tu rougis
Il/elle/on rougit
Nous rougissons
Vous rougissez
Ils/elles rougissent               Passé-composé: il a rougi

Slide 10 - Slide

5. Heb je de doelen behaald?
Kennis:
-Je hebt de woordjes van apprendre 6 geoefend.
-Je kan zinnen in de imparfait maken. 

Spreekvaardigheid:
-Je kan kan zeggen hoe je je voelt en waarom.
-Je kan je karakter beschrijven.

Slide 11 - Slide