T1F meewerkend voorwerp - oefeningen

meewerkend voorwerp
1. met 'aan' of met 'voor'
2. Verwarring met bijwoordelijke bepaling
3. Kijk altijd naar de betekenis: geeft het zinsdeel een plaats of tijd aan? Dan is het vaak een bijwoordelijke bepaling.
4. Tip: als je 'aan' of 'voor' kunt weglaten of juist toevoegen, is het vaak een meewerkend voorwerp.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

meewerkend voorwerp
1. met 'aan' of met 'voor'
2. Verwarring met bijwoordelijke bepaling
3. Kijk altijd naar de betekenis: geeft het zinsdeel een plaats of tijd aan? Dan is het vaak een bijwoordelijke bepaling.
4. Tip: als je 'aan' of 'voor' kunt weglaten of juist toevoegen, is het vaak een meewerkend voorwerp.

Slide 1 - Slide

Hoe werkt de tip?
Meewerkend voorwerp:
1. Ik schenk het boek aan Frank.
1b. Ik schenk Frank het boek. (je moet de volgorde dus wel een beetje veranderen)

Bijwoordelijke bepaling:
2. Ik schenk aan de lopende band. (betekent: ik schenk heel veel)
2b. Ik schenk (...) de lopende band. (?? Kan niet, of de betekenis verandert.)

Slide 2 - Slide

Oefeningen
Je krijgt steeds zinnen te zien.
Bij elke zin is de vraag:
Welke woorden vormen het meewerkend voorwerp?
Kies telkens een van de opties (A, B, C of D)

Slide 3 - Slide

Iedere dag worden aan de ambtenaar veel vragen gesteld.
A
iedere dag
B
aan de ambtenaar
C
veel vragen
D
worden gesteld

Slide 4 - Quiz

De leraar liet de klas de nieuwste Lijsters zien.
A
De leraar
B
de klas
C
de nieuwste Lijsters
D
liet zien

Slide 5 - Quiz

De burgemeester is vanmorgen het eerste exemplaar aangeboden.
A
het eerste exemplaar
B
vanmorgen
C
De burgemeester
D
is aangeboden

Slide 6 - Quiz

Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven.
A
bij de opening
B
een leuke verrassing
C
de bezoekers
D
hebben gegeven

Slide 7 - Quiz

Artsen zonder grenzen hebben de slachtoffers medicijnen en dekens uitgedeeld.
A
Artsen zonder grenzen
B
medicijnen en dekens
C
hebben uitgedeeld
D
de slachtoffers

Slide 8 - Quiz

Mijn oma gaf mij een cadeautje.
A
mij
B
een cadeautje
C
Mijn oma
D
gaf

Slide 9 - Quiz

Mijn oma gaf mij een cadeautje voor mijn mooie rapport.
A
een cadeautje
B
voor mijn mooie rapport
C
Mijn oma
D
gaf

Slide 10 - Quiz

De schilders geven de kozijnen een opknapbeurt.
A
een opknapbeurt
B
aan de kozijnen
C
De schilders
D
geven

Slide 11 - Quiz