Steltlopers: Halen voedsel uit ondiep water. Lopen op
stelten en hebben
priemsnavel.
Roofvogels: Voeden zich met kleine prooien. Grijpen prooien met klauwen en verscheuren hun prooi met een haaksnavel.
Zangvogels: voeden zich met zaden of insecten. Kleine snavels zoals kegelsnavel (zaden) of pincetsnavel (insecten).
Watervogels: voeden zich met algen. Halen algen uit het water met een zeefsnavel en zwemmen door hun zwemvliezen.