H3 2.4 naamgeving moleculen

Naamgeving moleculen
Naamgeving van moleculen.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Naamgeving moleculen
Naamgeving van moleculen.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Kunnen

Deze les ga je leren:

  • Hoe maak je van een naam (met de goede telwoorden) een formule en hoe maak je van een formule een goede naam.
  • Wat zijn de telwoorden.


Deze les ga je herhalen:

  • De molecuulmassa berekenen
  • Het atoom tekenen.

Slide 3 - Slide

Herhaling 1 molecuulmassa

Om de massa van een molecuul te bepalen heb je de formule nodig.

In de formule staan symbolen zodat je weet welke atoomsoorten er zijn.

In de formule staan cijfers (index) zodat je weet hoeveel atomen er per soort zijn.

Je zoekt de relatieve atoommassa op (periodiek systeem)

Je telt alle atoommassa's van ieder atoom bij elkaar op.

Slide 4 - Slide

Herhaling 2: atoombouw

Van een atoom krijg je twee getallen (zie periodiek systeem)

  1. het atoom nummer
  2. het massagetal


Je tekent de kern met daaromheen schillen.

Je noteert in de kern hoeveel protonen je hebt (atoomnummer)

Je noteert in de kern hoeveel neutronen je hebt (massa - atoomnr)

(zie verder op volgende sheet)

Slide 5 - Slide

Herhaling 2: atoombouw (vervolg)

In de schillen (om de kern) zitten de elektronen (je hebt evenveel elektronen als protonen = atoomnummer)


Je verdeelt de elektronen over de schillen, van binnen naar buiten.

K-schil (maximaal 2 elektronen)

L-schil (maximaal 8 elektronen)

M-schil (maximaal 8 elektronen (voorlopig))

N-schil (maximaal 8 elektronen (voorlopig))

Slide 6 - Slide

Kleine test (ken je de stof al?)
  • Vraag eerst zelf beantwoorden
  • Dan overleggen met buurman (misschien wil je je antwoord nog veranderen?) 

Slide 7 - Slide

Wat is het atoomnummer van Calcium (gebruik je periodiek systeem)
A
19
B
20
C
39
D
40

Slide 8 - Quiz

Wat is de relatieve atoommassa van Helium
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quiz

Welke regel van het deeltjesmodel geldt NIET voor een gas?
A
Elke stof bestaat uit moleculen
B
Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
C
Moleculen bewegen altijd
D
Moleculen trekken elkaar aan

Slide 10 - Quiz

Wat gebeurt er op
deeltjesniveau als
water verdampt bij het kookpunt?
A
plaatje 1 wordt plaatje 2
B
plaatje 2 wordt plaatje 1
C
plaatje 2 wordt plaatje 3
D
plaatje 3 wordt plaatje 2

Slide 11 - Quiz

Een chocoladeletter weegt 180 gram. Daar zit 91300 milligram suiker in. Wat is het massapercentage suiker?
A
197,2%
B
50,7%
C
0,507%
D
507%

Slide 12 - Quiz

Roest heeft de formule
Leg uit of roest een oxide is.
Fe2O3
A
Nee, want het is niet verbrand
B
Nee, want er zitten 2 Fe in
C
Ja, want er zitten 3 O in
D
Ja, want er zit 1 ander soort atoom in.

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Video

Molecuulformule naar naam
H2O: 2 H en 1 O
twee = di, mono =1 
Diwaterstofmono-oxide 
Mono alleen voor oxide gebruiken 
P2O5: 2 P en 5 O
2 = di, 5 = penta
Difosforpentaoxide

Slide 15 - Slide

Ontleedbare stoffen

Ontleedbare stof met

zuurstof --> oxide


PCl5 
Fosforpentachloride 

Slide 16 - Slide

Naam naar molecuulformule
Distikstoftetraoxide 
Di = 2, tetra = 4 
stikstof = N, oxide = O

N2O4

Slide 17 - Slide

Coëfficiënt
Geeft aan hoeveel moleculen er zijn:
3 moleculen water = 3 H2O (l)


Slide 18 - Slide

Geef de naam van
P4S7

Slide 19 - Open question

Geef de naam van KCl

Slide 20 - Open question

Wat is in dit voorbeeld de coëfficiënt?
5 NaCl

Slide 21 - Open question

Opdracht 
Schrijf in je schrift
Wat is de naam van:
  1. CBr4
  2. MgO 
  3. HCl (dit is een L)



Slide 22 - Slide

Noteer de formule van zwavel tri oxide

Slide 23 - Open question

Noteer de formule van di stikstof penta oxide

Slide 24 - Open question

Noteer de formule van tri koolstof octa waterstof

Slide 25 - Open question

Maak in je schrift

Bereken de massa van de stof met de naam di fosfor penta oxide.

Combineer de twee lessen die je gehad hebt hierover.



Maak een tekening van het atoom calcium.

Calcium heeft atoomnummer 20 en massagetal 41.

In de tekening geef je aan wat er in de kern zit en hoeveel daarvan.

In de tekening geef je een goede elektronen verdeling

Slide 26 - Slide

Kunnen

Deze les heb je geleerd:

  • Hoe maak je van een naam (met de goede telwoorden) een formule en hoe maak je van een formule een goede naam.
  • Wat zijn de telwoorden.


Deze les heb je herhaald:

  • De molecuulmassa berekenen
  • Het atoom tekenen.

Slide 27 - Slide