directe en indirecte rede + accenten

Deze les
  • leerdoel indirecte rede en directe rede 
  • je leert om de indirecte rede om te zetten naar de directe rede
  • je leert welke woorden accenten krijgen 
  • je weet welke accenten en leestekens er zijn
1 / 45
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Deze les
  • leerdoel indirecte rede en directe rede 
  • je leert om de indirecte rede om te zetten naar de directe rede
  • je leert welke woorden accenten krijgen 
  • je weet welke accenten en leestekens er zijn

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Directe en indirecte rede
"Ik loop iedere vrijdag naar mijn oma", zei Emre.
Emre zei dat hij iedere vrijdag naar zijn oma loopt.
-----
De gymdocent vroeg: "Lukt het een beetje?"
De gymdocent vroeg of het een beetje lukt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Een zin in directe rede staat tussen...........en begint met een .........
A
haakjes, kleine letter
B
aanhalingstekens, kleine letter
C
haakjes, hoofdletter
D
aanhalingstekens, hoofdletter

Slide 6 - Quiz

Wat mist de volgende directe rede?

De dief riep: Je geld of je leven!
A
Haakjes
B
Aanhalingstekens
C
een politieagent
D
Een punt

Slide 7 - Quiz

Aanhalingstekens vind je terug bij .....
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 8 - Quiz

In welke zin is de DIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"

Slide 9 - Quiz

Welke zin staat in de directe rede?
A
De jongen zegt dat hij een smaak ijs kiest.
B
Het meisje zegt dat de jongen niet zo gemeen moet doen.
C
Oma vraagt: "Wat heb je gedaan op school?"
D
Rick zegt dat hij naar huis gaat.

Slide 10 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 11 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Gradje vraagt: "Mag ik wat eten?"
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 12 - Quiz

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: "Kom direct thuis!"
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Stijn vertelde mij dat hij gisteren ziek was.

Slide 13 - Quiz

Frederique vraagt of ik bij haar kom spelen.

Zet deze zin in de DIRECTE rede
A
Frederique vraagt: "kom je bij mij spelen?"
B
Frederique vraagt: "Kom je bij mij spelen?"
C
Frederique vraagt: "Kom je bij mij spelen."
D
Frederique vraagt "Kom je bij mij spelen?"

Slide 14 - Quiz

Directe of indirecte rede:
De juf zegt dat je je spullen op moet ruimen.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Directe of indirecte rede?


Indy zegt: "Op een paard kan je rijden."
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 16 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
De juf vraagt of je stil wilt zijn.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 17 - Quiz

Pap zegt dat ik mijn fiets voor het eten binnen moet zetten.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 18 - Quiz

SPELLING:
- Het trema
- Accenttekens

Slide 19 - Slide


Leerdoel 1: trema's correct gebruiken

Leerdoel 2: accenttekens correct gebruiken


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Theorie trema
- Het trema voorkomt uitspraakproblemen in woorden die geen samenstelling zijn.
- Je plaatst het trema op de eerste letter van de volgende lettergreep:

kopiëren
officiële 

Slide 22 - Slide

Kies de juiste spelling.
A
zeëen
B
zeeën
C
zeën

Slide 23 - Quiz

Schrijf je de onderstaande woorden met of zonder trema?
Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
reunie
financien

Slide 24 - Drag question

Schrijf het woord correct op. Heeft het een trema? Zet dat dan op de juiste plek:

knieen

Slide 25 - Open question

Schrijf het woord correct op. Heeft het een trema? Zet dat dan op de juiste plek:

feeen

Slide 26 - Open question

Schrijf het woord correct op. Heeft het een trema? Zet dat dan op de juiste plek:

geemailleerde

Slide 27 - Open question

Schrijf het woord correct op. Heeft het een trema? Zet dat dan op de juiste plek:

audientie

Slide 28 - Open question

Schrijf het woord correct op. Heeft het een trema? Zet dat dan op de juiste plek:

drieendertig

Slide 29 - Open question

Neem het onderstreepte woord over en verbeter het indien nodig.
Hebben jullie nog ideeen voor het afscheid van Liz?
________

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Video

Theorie: Accenten
Een accent zorgt ervoor dat je een woord op de juiste manier leest en uitspreekt.

Wij gebruiken drie accenttekens in Nederland:
- accent aigu (streepje naar rechts): cliché,(Eén, als de zin hiermee begint) 
- accent grave (streepje naar links): barrière
- accent circonflexe (dakje): enquête
- cedile (komma onder letter): Curaçao

Slide 32 - Slide

Is zestien ampere/ampère genoeg?
A
ampere
B
ampère

Slide 33 - Quiz

Haar acné/acne/acnee is soms erg opvallend.
A
acné
B
acne
C
acnee

Slide 34 - Quiz

Hij wilde per se/persé naar de film.
A
per se
B
persé

Slide 35 - Quiz

De enquete/enquête is door de leerlingen opgesteld.
A
enquete
B
enquête

Slide 36 - Quiz

Voilá/voila, daarmee is de les nu volbracht.
A
Voilá
B
Voila

Slide 37 - Quiz

Oké/oke/okee, daar kan ik me nu wel bij neerleggen.
A
Oké
B
oke
C
okee

Slide 38 - Quiz

Maak nu online paragraaf 7 en 8 van spelling

Slide 39 - Slide

Hoofdletters
Altijd onderstrepen of markeren!

Slide 40 - Slide

Een hoofdletter gebruik je...
- aan het begin van een zin;
- bij (aardrijkskundige) namen en voorletters*;
- bij officiële feestdagen;
- bij letters van postcodes (5345 PM).

* bedrijven, cursussen, titels van boeken, heilige personen.

Slide 41 - Slide

Een hoofdletter gebruik je niet...
- onnodig in het midden van een zin;
- windstreken;
- dagen en maanden;
- meneer of mevrouw, tenzij;
- onderwijstypes en eenheden.

Slide 42 - Slide

Let op!
- TikTok
- YouTube
- LinkedIn
...

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Link

Aan de slag
Maak blz. 1 en 2 van de reader Taalvaardigheid.
Klaar? Volg de stappen naar CambiumNed op blz. 1 en maak de oefeningen.

Slide 45 - Slide