Paragraaf 1.2 deel 1

Welkom
3 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom
3 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Slide

Opdracht 8 A
Goederen: € 15 + € 11 + € 14 + € 12 + € 48 + € 10 + € 12 = € 122
Diensten: € 24 + € 16 + € 14 = € 54
Scholieren geven meer geld uit aan goederen dan aan diensten.

Slide 2 - Slide

Opdracht 8B
In de tabel staat hoeveel procent van de scholieren eigen geld uitgeven aan een uitgavenpost. Eén scholier kan bijvoorbeeld geld aan cadeaus en aan kleding en schoenen uitgeven en wordt dan in twee categorieën meegerekend.

Slide 3 - Slide

Opdracht 10A en B
A. Bijvoorbeeld: rekenmachine, muziek luisteren, berichten sturen, gamen.

B. Geld of tijd. Het kan ook iets persoonlijks zijn, bijvoorbeeld een dik boek dat je als deurstopper gebruikt.

Slide 4 - Slide

Opdracht 11
A. Bij zelfvoorziening wordt tijd alternatief aangewend en wordt er meer zelf gemaakt en minder gekocht. Bij zelfvoorziening liggen de prioriteiten van mensen niet bij het kopen, maar bij het maken van dingen.

B. Voordeel: het kost minder geld. Of je bent minder afhankelijk van wat je in winkels kunt kopen.
Nadeel: het kost meer tijd. Of: je moet eerst het juiste gereedschap aanschaffen voordat je het kunt doen of maken.

C. Denk bijvoorbeeld aan tijd om eigen groenten of kruiden te verbouwen. Of tijd om je eigen kleding te maken.

Slide 5 - Slide

Opdracht 12A
A. Een metselrobot werkt sneller dan een metselaar, waardoor er meer werk in minder tijd gedaan kan worden. Er kunnen dus meer projecten in dezelfde tijd gedaan worden.
Een metselrobot is eenmalig duur in aanschaf, maar hoeft vervolgens geen loon. Het middel geld wordt dus in de tijd naar voren geschoven.

Slide 6 - Slide

Opdracht 12B
Door de inzet van een metselrobot kan de tijd die een metselaar heeft op een andere manier gebruikt worden. Deze tijd kan dus op voor alternatieve/andere werkzaamheden ingezet worden.

Slide 7 - Slide

Leerdoelen
  • Hoe je verschillende soorten uitgaven kunt onderscheiden. 
  • Hoe je verschillende soorten inkomsten kunt onderscheiden. 

Slide 8 - Slide

Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
  • vaste lasten
  • incidentele uitgaven

Slide 9 - Slide

Soorten uitgaves
Vaste lasten
  • Met regelmaat betaald moeten worden.
Huishoudelijke uitgaves
  • Dagelijkse
  • Je zit er niet aan vast.
Incidentele
  • Komen niet vaak voor.
  • Vaak grote uitgaves.
  • Mensen reserveren hier vaak geld voor. 

Slide 10 - Slide

Wat betekent reserveren voor de incidentele uitgaves?

Slide 11 - Open question

Vaste lasten zijn uitgaves die elke maand hetzelfde bedrag zijn.
Eens
Oneens

Slide 12 - Poll

Incidentele uitgaven
Vaste lasten
Huishoudelijke uitgaven

Slide 13 - Drag question

Onderdelen inkomen
Inkomen uit arbeid
  • Je ontvangt loon als je werkt. 
Inkomen uit bezit
  • Je ontvangt geld vanuit je bezittingen. 
Overdrachtsinkomen
  • Je ontvangt inkomen zonder tegenprestatie.

Slide 14 - Slide

Soorten inkomens
Er zijn verschillende inkomensvormen:
  • inkomen uit arbeid: 
           - loon (salaris), vakantiegeld
           - loon in natura
           - winst uit eigen zaak
  • inkomen uit bezit:
           - rente van een spaarrekening
           - huur (als je een woning verhuurt)
           - pacht (als je grond verhuurt)
  • overdrachtsinkomen (inkomen uit overdracht):
           - zakgeld en kleedgeld
           - zorgtoeslag en huurtoeslag
           - uitkering


Slide 15 - Slide

Uitleg primair en secundair inkomen
Verschil tussen primair en secundair inkomen?
  • Primair inkomen => wat mensen verdienen met productiefactoren (KANO)
  • Secundair (of besteedbaar) inkomen => inkomen nadat mensen belastingen en sociale premies hebben betaald en uitkeringen/subsidies hebben ontvangen.

Slide 16 - Slide

Primaire en secundaire inkomens

Primaire inkomens:
  • Inkomen uit arbeid (salaris, winst)
  • Inkomen uit bezit (rente, huuropbrengst, pacht)

Secundaire inkomens (= besteedbaar inkomen):
  • Primaire inkomen + Overdrachtsinkomen - Belastingen

Slide 17 - Slide

  • Je ontvangt inkomen door inzet productie factoren = primair inkomen.
  • Het secundaire inkomen is het inkomen nadat de overheid door het heffen van loon- en inkomstenbelasting en het verstrekken van inkomensafhankelijke subsidies en uitkeringen het (primaire) inkomen heeft herverdeeld.
  • Deze herverdeling van inkomen is meestal bedoeld om het inkomen wat gelijker te verdelen over de bevolking.

Slide 18 - Slide

Aan het werk
Maken t/m 18
Heb je de leerdoelen behaald?

Slide 19 - Slide