GRAMMATICA ZINSDELEN LES 2 - WEEK 14 2020

GRAMMATICA
 ZINSDELEN

Nieuw Nederlands
1 havo/vwo
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

GRAMMATICA
 ZINSDELEN

Nieuw Nederlands
1 havo/vwo

Slide 1 - Slide

Noem drie manieren om een pv in een zin te vinden.

Slide 2 - Open question

STAP 0
STAP 1A
STAP 1B
STAP 2
STAP 3
Begrijp de zin
Zoek de persoonsvorm.
Zoek de overige werkwoorden in de zin.
Zoek de zinsdelen.
Zoek het onderwerp.

Slide 3 - Drag question


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


Hij gaf de lastige klus aan zijn slimme collega.
A
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn | slimme collega.
B
Hij gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.
C
Hij | gaf | de lastige klus | aan zijn slimme collega.
D
Hij | gaf | de lastige klus | aan | zijn slimme collega.

Slide 4 - Quiz


Bij welke optie is de zin goed verdeeld in zinsdelen?


In het ondergondse gangenstelsel zoekt de mol zijn voedsel: wormen.
A
In het ondergrondse gangenstelsel zoekt| de mol| zijn voedsel | wormen.
B
In het ondergrondse | gangenstelsel | zoekt | de mol| zijn voedsel: wormen.
C
In het ondergrondse gangenstelsel | zoekt | de | mol | zijn voedsel: wormen.
D
In het ondergrondse gangenstelsel| zoekt| de mol| zijn voedsel: wormen.

Slide 5 - Quiz

Lesdoel:
Na de les:

  • kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.

Slide 6 - Slide

Stappenplan grammatica zinsdelen


Zinnen ontleed je altijd in een bepaalde volgorde.
Zo'n volgorde noemen we ook wel een "stappenplan"

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

De persoonsvorm én de overige werkwoorden uit een zin vormen samen het werkwoordelijk gezegde.


Let op! Een onvoltooid deelwoord hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde.


Vb: Zingend/ was/ de werkster / het huis / aan het poetsen.

Slide 8 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

- Soms staat het woordje te erbij: 

Vb: Hij | besloot | daarheen | te gaan. 

- Soms staat het woordje aan het erbij:
Vb: Mijn vader | was | hard | aan het zingen | in de badkamer.

Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

- Soms staat het hele werkwoord uit elkaar (scheidbaar werkwoord)

Vb: uitnodigen --> Hij | nodigt | zijn vrienden | uit.


- Soms is er een uitdrukking die met het werkwoord te maken heeft:

Vb: de draak steken met iemand, tegen de lamp lopen

Cabaretiers | mogen| graag/ de draak steken| met bekende landelijke politici.

Slide 10 - Slide

WG?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken
A
mijn zusjes
B
zitten
C
zitten maken
D
zitten te maken

Slide 11 - Quiz

WG?
Maak jij je veters goed vast voor de wedstrijd?
A
maak
B
jij
C
maak jij vast
D
maak vast

Slide 12 - Quiz

WG?
Op welke camping zouden jullie deze zomer jullie vakantie willen doorbrengen?

Slide 13 - Open question

WG?
Jessie liet haar vork kletterend op de grond vallen.

Slide 14 - Open question

WG?
Tijdens het verhoor voelden de agenten de arrestant flink aan de tand

Slide 15 - Open question

Aan de slag!

- Bestudeer de theorie op bladzijde 88 van je leerboek;
- Leer het stappenplan uit je hoofd;
- Maken: opdracht 1, 2, 3 en 5 (blz. 88 t/m 89; je maakt deze opdrachten in je schrift).





Slide 16 - Slide

Is het lesdoel voor jou behaald en heb je goed gewerkt? 



Ja/nee/gedeeltelijk, want ...
Lesdoel:


Na deze les:

  • kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin herkennen.

Slide 17 - Slide