24/25 week 3

  • grammaire 2: futur (proche)
  • les présentations
Le but: à la fin de ce cours:
  • snap ik het verschil tussen de futur proche en de futur
  • heb ik kunnen leren van de eerste leerlingen die hun MO hebben gegeven.
1 / 39
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • grammaire 2: futur (proche)
  • les présentations
Le but: à la fin de ce cours:
  • snap ik het verschil tussen de futur proche en de futur
  • heb ik kunnen leren van de eerste leerlingen die hun MO hebben gegeven.

Slide 1 - Slide

Le futur proche
Wanneer wordt deze gebruikt?

Hoe vervoeg je de futur proche?
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Futur proche
- beschrijft de gebeurtenis in de nabije toekomst
- ik GA zwemmen 
- vorm van aller (gaan) + hele werkwoord

Slide 3 - Slide

Futur proche
- beschrijft de gebeurtenis in de nabije toekomst
- ik GA zwemmen 
- vorm van aller (gaan) + hele werkwoord



Je vais nager

Slide 4 - Slide

futur proche

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Le futur simple + futur proche

Slide 7 - Slide

Le futur simple
Le futur simple: toekomende tijd.
Je gebruikt in het NL zal of zullen + infinitief (ik zal werken, wij zullen gaan)

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN AVOIR
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont
VB: parler - je parlerai       regarder - tu regarderas

Let op: bij ww op -re vervalt de laatste -e: vendre - je vendrai


Slide 8 - Slide

Le futur simple
VOORBEELD: werkwoord 'travailler' in de futur simple:

Je               travaillerai               ik zal werken
Tu               travailleras              jij zult werken
Il/elle/on travaillera                hij/zij/men zal werken
Nous         travaillerons          wij zullen werken 
Vous          travaillerez             jullie zullen werken/ u zult werken
Ils/elles    travailleront           zij zullen werken 


Slide 9 - Slide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
Le futur du passé: je gebruikt in het NL zou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken.

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN IMPARFAIT
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
VB:     parler - je parlerais               regarder - tu regarderais

Ook hier vervalt bij ww op -re de laatste -e: vendre - je vendrais



Slide 10 - Slide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
VOORBEELD: rijtje van "travailler" in de futur du passé/conditionnel:

Je               travaillerais                      ik zou werken
Tu               travaillerais                      jij zou werken
Il/elle/on travaillerait                       hij/zij/men zou werken
Nous         travaillerions                  wij zouden werken 
Vous          travailleriez                     jullie zouden werken/ u zou werken
ils/elles    travailleraient                zij zouden werken 


Slide 11 - Slide

Le futur & conditionnel

Het hele werkwoord + uitgang:

Uitgang futur:
ai
as
a
ons
ez
ont
Uitgang conditionnel:
ais
ais
ait
ions
iez
aient

Slide 12 - Slide

UITZONDERINGEN
Bij sommige onregelm. ww. kun je niet uitgaan van het hele werkwoord. Je moet van deze ww de je-vorm van de futur leren. De andere vormen van de futur simple én de futur du passé kun je dan hier vanaf leiden (zelfde uitgangen als bij de regelm. ww ).

VB: ÊTRE: JE SERAI
- Futur simple: je serai, tu seras, il sera, etc. 
- Futur du  passé: je serais, tu serais, il serait, etc.




Slide 13 - Slide

UITZONDERINGEN
Van de volgende onregelmatige ww moet je de je-vorm van de futur leren:
- être (zijn):                            je serai             (ik zal zijn)
- avoir (hebben):                 j'aurai                (ik zal hebben)
- faire (doen/maken):       je ferai               (ik zal doen/maken)
- aller (gaan):                        j'irai                     (ik zal gaan)
- vouloir (willen):                 je voudrai         (ik zal willen)
- pouvoir (kunnen):            je pourrai          (ik zal kunnen)
- savoir (weten)                    je saurai            (ik zal weten)

Slide 14 - Slide

! R !
Is je al opgevallen dat je vóór de uitgangen van de futur simple en de futur du passé ALTIJD de letter R krijgt...? Kijk maar:
- je regarderai (ik zal kijken)
- tu auras (jij zult hebben)
- nous ferions (wij zouden doen)
- il choisirait (hij zou kiezen)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

De futur proche is de..
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
nabije toekomende tijd
D
voltooid tegenwoordige tijd

Slide 17 - Quiz

Wat is een futur proche?
A
Je donnerai
B
Je donnerais
C
Je vais donner
D
J’ai donné

Slide 18 - Quiz

Wat is een futur proche?
A
Nous chantons
B
Nous chanterions
C
Nous avons chanter
D
Nous allons chanter

Slide 19 - Quiz

hoe maak je de futur?
A
stam + uitgangen -ais - ais etc.
B
infinitif + uitgangen -ais -ais etc
C
stam + uitgangen -ai -as etc.
D
infinitif + uitgangen -ai -as etc.

Slide 20 - Quiz

Wat zijn de uitgangen van de futur?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 21 - Quiz

Elle finira ses devoirs.
A
B

Slide 22 - Quiz

Juliette et Camille _________ (préparer) le repas.
A
prépara
B
prépareront

Slide 23 - Quiz

Futur: Je ... (chercher)

Slide 24 - Open question

Futur: Nous ... (parler)

Slide 25 - Open question

Au travail
Maken ex. 16B (alleen futur), 16C 1-6, 16D (p. 68-70)

Prêt? Maak een zin met de futur simple / du passé
Après le bac, ....
L'année prochaine, ....
timer
10:00
apprendre (le chinois)
aller (à l'étranger) 
faire (le tour du monde) 
vouloir devenir (profession)

Slide 26 - Slide

Les devoirs
Voorbereiden mondeling

Uitgangen futur simple
Rijtje van aller





Slide 27 - Slide

Une chanson

Slide 28 - Slide

  • Frans kiezen in de bovenbouw
  • presentaties
  • les devoirs
  • futur (proche)
  • inkijken toetsweek toets
Le but: à la fin de ce cours:
  • snap ik de futur steeds beter
  • heb ik geleerd van de fouten die ik heb gemaakt in de toetsweek

Slide 29 - Slide

Les devoirs


Maken ex. 16B (alleen futur), 16C 1-6, 16D (p. 68-70)


timer
10:00

Slide 30 - Slide

Le futur proche
Wanneer wordt deze gebruikt?

Hoe vervoeg je de futur proche?
timer
1:00

Slide 31 - Slide

futur proche

Slide 32 - Slide

Le futur simple
Le futur simple:  ?  tijd.

VORMING: ?

Slide 33 - Slide

Le futur simple
Le futur simple: toekomende tijd.
Je gebruikt in het NL zal of zullen + infinitief (ik zal werken, wij zullen gaan)

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN AVOIR
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont
VB: parler - je parlerai       regarder - tu regarderas

Let op: bij ww op -re vervalt de laatste -e: vendre - je vendrai


Slide 34 - Slide

Le futur du passé (of: le conditionnel)
Le futur du passé: je gebruikt in het NL zou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken.

VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN IMPARFAIT
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
VB:     parler - je parlerais               regarder - tu regarderais

Ook hier vervalt bij ww op -re de laatste -e: vendre - je vendrais



Slide 35 - Slide

UITZONDERINGEN
Bij sommige onregelm. ww. kun je niet uitgaan van het hele werkwoord. Je moet van deze ww de je-vorm van de futur leren. De andere vormen van de futur simple én de futur du passé kun je dan hier vanaf leiden (zelfde uitgangen als bij de regelm. ww ).

VB: ÊTRE: JE SERAI
- Futur simple: je serai, tu seras, il sera, etc. 
- Futur du  passé: je serais, tu serais, il serait, etc.




Slide 36 - Slide

! R !
Is je al opgevallen dat je vóór de uitgangen van de futur simple en de futur du passé ALTIJD de letter R krijgt...? Kijk maar:
- je regarderai (ik zal kijken)
- tu auras (jij zult hebben)
- nous ferions (wij zouden doen)
- il choisirait (hij zou kiezen)

Slide 37 - Slide

Les devoirs


Maken ex. 16B (alleen futur), 16C 1-6, 16D (p. 68-70)


timer
10:00

Slide 38 - Slide

Au travail

Prêt? Maak een zin met de futur simple / du passé
Après le bac, ....
L'année prochaine, ....
timer
10:00
apprendre (le chinois, l'espagnol
aller (à l'étranger) 
faire (le tour du monde) 
vouloir devenir (profession)

Slide 39 - Slide