B8 Bloedgroepen

Bloedgroepen en bloedtransfusies
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Bloedgroepen en bloedtransfusies

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten antigenen, die noem je ook wel bloedfactoren.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 3 - Slide

Antistoffen in het bloed
Elke bloedgroep heeft de antistoffen in het bloed tegen de antigenen die er niet zijn. Dit is aangeboren.




Slide 4 - Slide

Bloedgroep A
Bloedgroep A heeft antigen A op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof B

Slide 5 - Slide

Bloedgroep B
Bloedgroep B heeft antigen B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A

Slide 6 - Slide

Bloedgroep AB
Bloedgroep AB heeft antigen A en B op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit geen antistoffen

Slide 7 - Slide

Bloedgroep 0
Bloedgroep 0 heeft geen antigenen op zijn cellen liggen

in zijn bloed zit antistof A en B

Slide 8 - Slide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigen A
Antigen B
Antigen A en antigen B
Geen antigenen

Slide 9 - Drag question

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 10 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 11 - Quiz

Bloedtransfusie
Klontering moet je vermijden bij een bloedtransfusie.

De antistoffen uit het donorbloed spelen maar een verwaarloosbare rol, het gaat vooral mis door de antistoffen bij de ontvanger!




Slide 12 - Slide

Klontering
Als je antistof B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 13 - Slide

Klontering
A = linkerdruppel
B = rechterdruppel

Na toevoegen van anti-A of anti-B vindt er wel of geen klontering plaats

Slide 14 - Slide

Klontering
P

A = geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep .........

Slide 15 - Slide

Klontering
Q

A = niet geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep
.......

Slide 16 - Slide

Klontering
R

A = geklonterd
B = geklonterd

Geeft aan bloedgroep ......

Slide 17 - Slide

Klontering
S

A = niet geklonterd
B = niet geklonterd

Geeft aan bloedgroep
.....

Slide 18 - Slide

Ik heb onbekend bloed en ik voeg antistof-A toe. Het bloed gaat klonteren. Welke bloedgroep is het?
A
Dat weet je niet
B
B
C
AB
D
A

Slide 19 - Quiz

Bloedtransfusie
Bij de donor: kijk naar antigenen

Bij de ontvanger:  kijk naar antistoffen

Slide 20 - Slide

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 21 - Quiz

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide